Strange world
31 juli 2007
Mijmering 1
Ik weet niet hoe ik moet verwoorden hoe ik in mijn leven sta, hoe ik mijn leven leef. Altijd heb ik gedacht verstandig te zijn, te luisteren naar wat mijn gevoel mij op een moment van keuze influisterde. Achteraf vraag ik mij af of deze veilige weg de meest verstandige is geweest. Die ene kus, die avond bij het water, de avond van totale afwezigheid, de ochtend waarop ik uren naar het plafond staarde, de twijfel die toesloeg bij een aanbod van verleiding, de onverwachte kriebels die ik weg moest drijven met de gedachte aan een ander, had ik ze ook meegemaakt wanneer niet mijn gevoel, maar mijn levensdrang me de weg zou hebben gewezen?
Mijn onzekerheid heeft geleid tot een gesloten wezen, het is zo makkelijk om je gevoelens weg te stoppen achter een muur van kalmte en controle. Maar de angst dat de stenen ooit vergruizen blijft altijd dreigend aanwezig. Wellicht is het daardoor dat ik mensen liefst op afstand houd, dat ik liefdes de deur wees en vriendschappen angstvallig verstootte. Slechts enkelen durf ik binnen te laten, al is dat nog steeds op beperkte afstand. Begrijp me niet verkeerd, het is niet zo dat ik dag en nacht binnen in mijn eentje zit te sippen omdat een gebrek aan sociaal leven me daartoe dwingt. Integendeel, ik leef volop, ik durf te leven. Maar ik durf tegelijk vooruit te kijken, en te hopen dat mijn toekomst uitpakt zoals ik dat ooit droomde. Ik durf stil te staan waar iedereen rent, durf te spreken wanneer iedereen zwijgt en bied een lach wanneer er een waas van droefnis heerst. Maar naar wat ik meer dan ooit verlang, is die ene arm die me zo lang heeft geholpen bij het maken van keuzes. Al wist deze het zelf niet. Ik mag niet verlangen dat hij terugkeert, dat zou ik ook niet durven hopen in de angst om weer teleurgesteld te worden.
Mijn leven was anders, ik bekeek het vanuit een ander oogpunt, had iemand om mijn bezorgdheid op te richten, iemand om te missen en iemand om naar uit te kijken. Nu het al tijden lang leeg is op dat plekje dat nog steeds voor hem is gereserveerd, begin ik te beseffen dat ik wellicht toch een verkeerde keuze heb gemaakt op weg naar de toekomst. Ik kan alleen maar hopen dat hij de moed vindt om terug te keren, zonder excuses, zonder verdriet om de tijd die we samen hebben verloren. Hij is niet alleen. Maar het heeft geen zin lang stil te staan bij wat je hebt gemist en wat er verkeerd is gegaan. Het heeft geen zin om de waarheid te verdraaien of te verzwijgen. Ik heb me voorgenomen om mijn belangen en schaamte aan de kant te zetten en men over de gebeurtenissen van zo lang geleden de gehele waarheid te vertellen. De moeilijkheid daarbij is om dat wat er gebeurde niet te vertellen zoals ik het nu zie en me herinner (ook al herinner ik me alles nog levendig, waarbij ik niet weet of feiten en gedachten zo levendig in mijn geest geprent staan door berouw dat erop is gevolgd, of juist door het ontbreken van dit berouw), maar zoals ik het toen zag en voelde.
Het was dus een man. Of liever, een jongen. Ik weet niet meer hoe oud hij zal zijn geweest, hoe oud ik was. Ik weet dat we jong waren, nauwelijks volwassen, misschien waren we vijftien, of zestien, misschien zeventien jaar, en ik werd getroffen door de indruk van menselijke realiteit die van zijn gestalte uitging. Het was geen visioen, hij stond daar werkelijk. Misschien omdat hij kalm, beheerst was, en vertrouwd leek, en niet bang voor me was. Hij glimlachte en zei enkele woorden tegen me. Ik meende dat hij zoiets zei als ‘jij bent lief, jij bent mooi...’ Het overkomt een meisje als ik, dat schuchter is in het ontvangen van complimenten, zelden dat ze opmerkingen hoort over haar schoonheid. Maar ik beken dat die opmerking als honing in mijn oren vloeide en mij een onbedwingbare aandoening bezorgde. Te meer daar de jongen, terwijl hij dat zei, zijn hand uitstak en met zijn vingertoppen heel licht over mijn wang streek. Er kwam een gevoel van duizeling over me.
Ik heb een stap terug gedaan, probeerde mezelf terug te vinden. Verdwaasd keerde ook hij terug naar de realiteit. Alsof we op een andere planeet waren gestapt, vele mijlen hiervandaan, waar uiterlijke schoonheid nog niet vergankelijk was en liefde nog levenslang was. Zou ik opnieuw mogen kiezen, zou dit de plek zijn waar ik terugkeerde.
12 juli 2007
Verlangens
Zij het niet zo dat ook dat in de praktijk niet goed lukt. Althans, in mijn geval niet. Ik stelde mijn verlangen in eerste instantie naar behoren uit, maar ik bleef smachten naar de aanraking, het gefluister van het toegeven aan het verlangen in mijn oor. En ik gaf toe, en het was geweldig. Geen spijt, geen weg terug en ik zou niet anders meer willen. Die nacht heeft me iets gebracht wat ik koester en wat me niet meer kan verteren. Onbereikbaar voor mensen nabij, maar vol sprankelijk in mijn binnenste.
Mijn schuld is weggeveegd en ik ben trots, op wat ooit onvergeeflijk zal zijn.
24 mei 2007
Belachelijke Waarden
‘Het is maar waar je waarde aan hecht, he.’ Ik kijk op van mijn krantje, en bestudeer mijn medetreinganger op de gele bank naast me. Als ik zijn blik volg, zie ik dat zijn aandacht werd getrokken door Tonijn, die tevreden in zijn met water gevulde yoghurtemmertje dobbert. Ik glimlach wat onnozel in de richting van de nieuwsgierige jongen, en richt mijn aandacht opnieuw op mijn krantje.
- Belachelijk gedrag: waar komt het vandaan? Wie is ermee begonnen en waarom? Wat kunnen we ertegen doen? –
Wie is die man die dit schrijft? Hij is briljant. ‘Ik zag gisteren een dame met een dikke rode kat in zo’n klein rieten korfje. Haha, dat beest zat met zijn kont tegen het deurtje, en er staken allemaal rode plukken haar door de tralies. Ja, tja, je moet iets he, als je eenmaal gehecht bent aan zo’n beestje kun je niet veel anders dan het overal mee heen slepen, he, zeker als je op kamers woont.’
- De eerste mensen die belachelijk gedrag vertoonden, waren hoogstwaarschijnlijk de oude Egyptenaren. Dat is duidelijk te zien in de hiërogliefen. Niet alleen uit hun kleding, maar ook uit de houdingen waarin ze zich lieten portretteren, blijkt dat Egyptenaren een groot deel van de tijd belachelijk zaten te doen. –
Volgens mij heb ik een direct genetisch verband ontdekt tussen die jongen en de oude Egyptenaren. Kan hij niet gewoon zijn klep houden? Ja, vrouwen kunnen meer dingen tegelijk, maar dat wil toch niet zeggen dat hij mijn boeiende column hoeft te onderbreken met zijn onnozele gezwets omdat ik tòch meer dan 1 ding tegelijk kan doen? Ik word er neurotisch van. Wat ongemakkelijk schuif ik meer richting het raam en keer mijn rug half naar hem toe. ‘Maar met zo’n vis is dat anders natuurlijk. Ik vraag me uberhaupt af wie er nou in godvredesnaam een vis op zijn kamer wil. Waarom heb jij zo’n beest? Ach, het maakt ook niet uit, als je graag een vis wilt, dan wil je graag een vis. Ben je niet bang dat hij doodgaat zo in dat bekertje? Het zou toch kunnen, als de trein plotseling uitzwenkt of stopt, dat hij tegen het deksel wordt gelanceerd.’ Met ongeloof staar ik hem aan. ‘Hoezo, hij dobbert toch gewoon? En hij kan zwemmen. En bovendien is er ook niet genoeg lucht in het bakje om eruit te kunnen vliegen. Mag ik even mijn krantje lezen alsjeblieft?’
- ...zij waren de eerste aanstellers uit de geschiedenis. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze hun land vol piramides gezet hebben. Gewone gerieflijke huizen zoals die van ons waren natuurlijk niet onnozel genoeg voor die mannen. Niet dat de Grieken wat betreft..–
‘Weet je het zeker? Je wilt toch niet de dood van een arm goudvisje op je naam hebben he? En wat doe je met het lijkje dan? Uit het raam gooien? Mag niet, denkik. En doorspoelen ook niet, want dooie vis op het spoor, dat willen ze niet hebben he, bij de NS. Neenee, stel je voor. Geslipte trein door dooie vis. Dat kun je niet maken.’ Ik slaakte een diepe zucht en verzamelde de woorden om antwoord te geven. Maar toen ik mijn mond opendeed, bedacht ik me, en klapte mijn kaken weer op elkaar. Met een woest gebaar begon ik mijn spullen in mijn tas te proppen, stak het krantje onder mijn arm en tilde met een zwier Tonijn van het tafeltje. ‘Dag,’ zei ik. En ik was verdwenen, naar een andere coupé, zonder morbide vissenhaters. Terwijl ik wegliep hoorde ik hem opnieuw praten. ‘Zeg meneer, leest u altijd horrorboeken? Tja, het is maar waar je waarde aan hecht he..’
- Belachelijkheid wint weer veld. Ik geef enkele voorbeelden uit mijn eigen leefomgeving: Afrikaans dansen, joggen, je partner in het openbaar met een troetelnaam aanspreken, praten met dieren, liederen zingen over een zekere Plop, een piepschuimen oranje klomp op het hoofd zetten wanneer Nederland voetbalt..’ -
11 april 2007
Memoires van een mislukt Wonderkind
Als ik er op dit ogenblik aan terugdenk, lijkt alleen mijn toewijding tot wonderkind mij echt, maar waren mensen geneigd er stilzwijgend aan voorbij te gaan. Het deed er niet toe, het leven is toch maar een reeks verplichtingen en wij verdoen onze tijd met elkaar onder eerbetoon te bedelven. Algauw lag ik op mijn slaapkamer in bed; ik praatte over mijn hoofdpijnen met wie het maar wilde horen, nam de gewoonte aan op bed te gaan liggen en begon een hekel te krijgen aan het lawaai, de opwinding, de uitbundigheden, heel het zware, ruwe en theatrale leven. Omringd door andere komedianten was ik de komedie en de deugd gaan haten. Deze fijnzinnige realiste, verdwaald in een familie van grove spiritualisten werd Voltairiaans, louter uit behoefte om uit te dagen. Ik was schattig en gezet, cynisch en opgeruimd, maar werd tenslotte alleen maar negatief; met een even optrekken van de wenkbrauwen, een onmerkbare glimlach vernietigde ik voor mezelf en zonder dat iemand er iets van merkte, grondig elke opgeblazen houding. Ik werd verteerd door mijn negatieve trots en mijn weigerachtig egoïsme. Ik zag niemand, want ik was te fier om naar de eerste plaats te dingen en te ijdel om genoegen te nemen met de tweede.
‘Zorg dat ze op je gesteld zijn’, zei ik vaak. Men was zeer op mij gesteld, maar dat werd geleidelijk minder en omdat men mij niet te zien kreeg, werd ik tenslotte vergeten.
Bored.inc
Mood: Visibly Content
09:16 Tonijn ligt met neus op de stenen
09:18 Tonijn wappert met vinnen en stijgt een stukje op
09:19 Tonijn wappert opnieuw met vinnen en gaat een stukje verderop liggen
09:22 Tonijn stijgt naar het oppervlak van het water in de kom
09:23 Tonijn hapt lucht
09:23 Tonijn kijkt naar waterplantje
09:25 Tonijn bekijkt waterplantje van dichtbij
09:26 Tonijn zwemt omhoog
09:30 Tonijn zwemt rondjes onder het wateroppervlak
09:31 Tonijn laat zich naar beneden zakken
09:31 Tonijn hapt per ongeluk een langszwevend stukje plant in
09:32 Tonijn spuugt stukje plant uit
09:33 Tonijn zakt naar bodem
09:36 Tonijn gaat naast zijn kasteeltje liggen
Mood: Visibly Content
27 februari 2007
Pulp Fiction
De dagelijkse realiteit wordt overstelpt met figuren die het relativeren en rationeel denken verleerd zijn, of het simpelweg nooit onder de knie hebben gekregen en daarom maar voor een ander ‘profiel’ hebben gekozen in hun tienerjaren. De arbeidswereld is verzadigd met figuren als deze, terwijl personen die alleenheersers zijn in het verschaffen van rationaliteit en intelligentie zich afzijdig houden wegens gebrek aan inspiratie en onbegrip in het dagelijks leven. Hoe kunnen wij er op deze manier op vertrouwen dat alles wel op het juiste spoor zal komen met deze aarde, terwijl we het eerste verval voor onze ogen zien plaatsvinden? Hoe verantwoorden we het voor onszelf, dat we het menselijk ras tot verval brengen, toekijken zonder ingrijpen en keurig een stap opzij zetten wanneer een foutieve evolutie wil passeren? Uiteindelijk zijn wij degenen die het verval in stand houden en zo mogelijk zelfs verergeren. Elke minuut komen er weer figuren bij die hun laatste greintje hersencapaciteit besteden aan afgeschreven pulp en films die geen bestaansrecht hebben. Elke minuut komen er personen bij die ‘anders willen zijn’, ‘onderscheidend’ maar uiteindelijk toch met de stroom meegaan omdat dat gewoon het simpelst is. Elke minuut vergroot de hoeveelheid hersenloze idioten die ‘gewoon’ zijn, die niet dik of dun maar ‘normaal’ zijn, die niet van jazz of rock houden maar ‘van alles eigenlijk wel, als er maar een goede bass in zit’. Deze Pulp Fiction is niet zo fictief meer.
Ik kan het niet meer. Ik heb mijn best gedaan om te leven met deze medemensen, ik heb werkelijk geprobeerd om het spreekwoordelijke knopje om te zetten en argeloos door te gaan met mijn leven, maar ik kan het niet meer. Mijn strijd is over. Ik zal mij voegen bij de ondergeschoven alleenheersers van deze tijd en mij afzijdig houden van lijfelijke aanwezigheid op zulke momenten en elke vorm van contact met deze levensvormen uit de weg gaan. Vanuit mijn plekje onder de aardkorst zal ik enkel speculeren en door enkel visuele observaties mijn oordeel geven over de spelende kwesties en hun (veelal simpele) oplossingen. Wij zullen onze krachten verenigen, maar ons koest houden. Wij zullen onze kennis delen, intelligentie als vanzelfsprekend beschouwen en schrijven tot onze hoofdbezigheid maken. Wij zullen lachen, cynisme en sarcasme zal overheersen in ons ondergrondse rijk van brute hersenkracht en intuïtie zal uitgroeien als een zintuig als nooit tevoren. Ondergronds houden wij stand, rationaliteit aan de hand. En als wij de brute kracht van de onnozelen hebben overwonnen, verschijnen wij als ware winnaars aan het aardoppervlak. Want dat is wat wij zijn. Werkelijke Winnaars.
Juul
New Start
Sommigen kennen me al, anderen nog niet. Enkelen houden van mijn woorden, mijn hersenspinsels en de vage droomwereld waarin ik vruchteloos ronddender, anderen niet. Mocht je geen idee hebben wie of wat ik ben? Geen paniek. Bekijk de wereld eens door mijn ogen en bepaal je eigen strategie. Wie weet kom ik je nog eens tegen. En wie weet, ook niet.
Juul