Gedichten over liefde
zijn zo hopeloos en zoet
en voorheen wist ik zeker
dat het niemand nog iets doet
Tot van de week ik trillend
voor de boekenkast bleef staan
daar staarden uw gedichten
vol glorie mij trots aan
‘K heb eventjes staan bladeren
en zette ze toen terug
bleef staande in de bibliotheek
maar staren naar de rug
Want weet u wat het was meneer
die woorden in dat boek
die u gebruikte om te zeggen,
daar was ik naar op zoek
Ik voel me nu door u niet meer
zo'n hopeloos geval
dat wilde ik u zeggen, Hans,
maar’u wist dat denkik al