Mooie dag voor poëzie, dacht ik.
Ik keek naar je terwijl je opgerold
op de bank lag, een wilde haardos
en een half oog was al dat ik ontwaarde.
Zachtjes zong ik de gordijnen open.
Het licht streelde je wimpers en plots
keek ik in dezelfde glans die mij betoverde
de vorige avond. Daar lag je nu.
De deken te kort, het kussen te klein.
Maar je sprak niet van kou of spijt of
duizend redenen om te vertrekken;
wriemelende tenen in het tapijt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten