Strange world

Strange world

21 januari 2008

Hoe je analfabeet werd

Je kon het al zeer vroeg. We kunnen het hier allemaal zeer vroeg. Je kwam samen met de rest aan de start en toen het startschot viel, heb je je kinderplicht vervuld door het te leren. En als je het zou moeten afgeven? Beeld je een lichte druk in, een je toegesist dreigement, een zwaaiende baseballknuppel, een pistool tegen je zwetende slaap. Geef ze maar af. Aan de q en de x ben je niet gehecht, de w overhandig je weifelend en de l met tegensputterende handen. De e, de a en de n moeten we haast chirurgisch uit je brein pulken. Dankjewel. Daar zit je nu, met 26 kleine vrije plekjes in je hersenen. Ga nu slapen. Laat je ’s ochtends verrassen door je nieuwe situatie. Je staat op en wat je altijd had gekund, is verdwenen. Je moeder vraagt je of je de koffie zet, dat vraagt ze anders nooit, hoeveel lepels moeten in de filter? Je begrijpt het pakje niet. Doe het op het gevoel. Bij de veel te slappe koffie eet je een boterham, is de ham nog houdbaar? Dat was ik je vergeten te zeggen, de cijfers heb je ook moeten afgeven. Je zit om 8 uur ’s ochtends aan de keukentafel, met je neus boven een bakje ham te speuren naar een geur van verrotting. Je eet een droge boterham. Je moeder geeft je het boodschappenlijstje voor straks na het werk. Hoe los ik dat op, denkt je zenuwachtig brein terwijl je de foto’s in de krant bekijkt en de onderschriften probeert te raden. Je scheurt een brief open. Drie bladen met een beetje tekst en veel cijfers. Is het een factuur? Heb je de vorige factuur niet betaald? Je kijkt het even na. Dat kun je niet, dat was je vergeten. Je moet het vragen aan iemand. Niet aan je moeder, jij doet de facturen, dat was de afspraak. Als je hem niet laat voorlezen, zit je straks zonder telefoon. Of elektriciteit. En dan kun je niet meer lezen in bed. Vergeten, dat kon je toch al niet meer. Je boeken staan je in al hun onbegrijpelijkheid toe te grijnzen vanuit de kast. Je steekt ze met hun spottende kaften in dozen, na het werk breng je ze naar de kringloopwinkel. Je vertrekt naar je werk. Twee straten verder parkeer je om je ziek te melden. Je zoekt het nummer van je werk in het telefoonboek van je gsm. Dat gaat niet. Je besluit eerst naar de kringloopwinkel te gaan. Je kunt het adres niet intikken op je gps. Er wordt gebeld. Of je vanavond langer kan werken, vraagt je baas. Dat je ziek bent, zeg je, dat je vandaag niet komt, morgen ook niet, dat je helemaal niet meer komt. Je vertrekt zwetend op zoek naar de kringloopwinkel, je draait links en rechts en rechts en linksaf. Je moeder belt om te vragen wat er gebeurt, je baas heeft haar gebeld. Je zegt dat je er straks over praat met haar, na de kringloopwinkel en de boodschappen, je drukt de telefoon midden in haar vraagtekens uit. Je denkt aan de factuur, je boeken liggen verwijtend te mokken in je koffer, op het dashboard ligt het boodschappenlijstje en de letters op het bord ‘onbewaakte overweg’ lachen je recht in je gezicht uit, terwijl je je de vorm van het bord en de letters probeert te herinneren. Het lampje van je bijna lege tank knippert, hoe kom je straks aan de pomp te weten uit welke slang de diesel komt, je hoort de trein naderen, wie zal aan de pomp voor je de code van je pinpas intikken, het ijzer raakt je rijdende bibliotheek, waarvoor moest je nu betalen, je wordt geplet tussen schroot en letters terwijl de telefoon gaat, je herinnert het je weer, onbewaakte overweg, natuurlijk, dat was het. Je zult je visueel geheugen moeten ontwikkelen, is je laatste gedachte.