Strange world

Strange world

31 januari 2011

My Darling?

De laatste weken waren er steeds meer momenten dat ik me weer op mijn plek begon te voelen. Dat de aarde voor mijn gevoel niet meer continu sidderde en beefde en de grondzeeën begonnen te bedaren. Op die momenten had ik even het gevoel dat ik alles weer eens erger had gemaakt dan het in werkelijkheid was. De droge feiten kwamen er uiteindelijk op neer dat alleen maar mijn relatie voorbij was met een jongen die niet van mij hield. Of dat niet kon. Hoe overtrokken is het dan om te reageren alsof je leven voorbij is? De eerste paar dagen dat ik me rustiger voelde nam ik me vanzelfsprekend voor om nooit meer verliefd te worden, al hoorde ik mensen wel eens zeggen dat dat het mooiste was wat er bestond. Ik wilde niet nog eens op mijn ziel getrapt worden als voorgaande keren. De dagen daarna waren de dagen dat ik een man zag als een welkome aanvulling op mijn volle leven nog steeds schaarser dan de dagen dat ik de hele manheid naar de verste uithoek van de wereld verwenste, maar ik voelde dat er iets aan het verschuiven was. ‘Oh nee, ‘ dacht ik nog, toen ik mezelf erop betrapte iemand in de supermarkt schaamteloos na te kijken, maar er was geen redden meer aan. Ik ben verliefd op de liefde en ik sta er weer open voor.

Desondanks kan ik me bijna niet voorstellen dat er in de hele wijde wereld nog een geschikte man rondloopt. Niet dat mijn eisenlijst enorm lang of ingewikkeld is, maar mijn rare gewoonten en mijn verre van perfecte lijf gelden nou niet bepaald als mannenmagneet. In de supermarkt kijk ik naar de inhoud van de mandjes en de manier waarop ze lopen. Openlijk toegegeven: ik hou van mannen met een eigen loopje. Welke pseudoFreud legt me uit waarom? Uiteindelijk zijn uiterlijkheden slechts uiterlijkheden en wil je weten hoe het er vanbinnen aan toe gaat. Weinig redding voor mij op dat vlak. Of lopen er nog mannen rond die vallen voor meisjes met een scala aan eigenaardigheden? Meisjes die met hun rug naar de muur moeten zitten in cafés, omdat het anders ongemakkelijk voelt, meisjes die garderobes hebben die vrijwel volledig bestaan uit jurkjes en rokken met knielange laarzen en houden van koude, kraakheldere winterdagen. Bij elke man die er interessant uitziet vraag ik me af of híj dan misschien iemand is die een hekel heeft aan het praten over alleen maar oppervlakkige dingen, en niet geïnteresseerd is in het eindeloos spelen van computerspelletjes, en niet klaagt dat ik nog niet zoveel geld verdien, en me het gevoel geeft dat ik alles kan doen wat ik maar wil als ik me er maar voor inzet, en me vertelt dat ik er leuk uitzie, en me het gevoel geeft dat ik het enige meisje op de wereld ben, en het schattig in plaats van raar vindt dat ik mijn koffie het liefst lauw drink, en accepteert dat ik van vlees houd maar dat ik moreel tegen het consumeren van kalfs- en lamsvlees ben, en net zo enthousiast wordt als ik bij het zien van een Super Nintendo, en nooit lang boos op me blijft, en 70% van de tijd zorgt voor de koffie, en me vertelt dat ik er schattig uitzie met verward haar ook al is dat niet zo, en het niet vreemd vindt dat ik boeken lees op de fiets, en me lieve gekke briefjes schrijft soms, en me vertelt dat ik spannend ben en mysterieus zelfs als we al heel lang samen zijn, en niet boos op me wordt wanneer ik hem ’s nachts dronken opbel, en niet wegschrikt wanneer ik heel erg gehecht aan hem raak, en het geen verloren dag vindt wanneer we een keer de hele dag eigenlijk niets anders doen dan knuffelen, en niet geërgerd raakt wanneer ik de regels voor poker niet onthoud, en alles beter maakt wanneer ik een slechte dag heb.

Noem me een hopeloze romanticus, een optimist of fantast. Maar wellicht heeft iemand nu, op dit moment, heel even het gevoel dat hij bij mij wil zijn. En lieve onbekende, ik ook bij jou.

23 januari 2011

Vakanties als toen

Vakanties waren vroeger altijd een hele belevenis. Uren opeengepakt in de auto vol spullen waarvan we de helft waarschijnlijk niet eens gingen gebruiken reisden we naar de zuidelijk gelegen delen van Europa. Wanneer ik vanuit het raampje in de richting van de zee keek, zag ik behalve de lange afstand die we nog moesten afleggen niets anders dan kleiachtige heuvels, dorre bossen en ravijnen vol braamstruiken. Alles werd omgeven door kleine bergen die, omdat ze zo droog en gerimpeld waren, leken op her en der gedeponeerde koeienvlaaien. De weg die we volgden liep omhoog en omlaag, door haarspeldbochten en ravijnen, waardoor er geregeld paniek uitbrak bij mijn moeder achter het stuur die bij elke bocht dacht dat onze vouwwagen over de rand van de weg naar beneden zou worden geslingerd. Constant was er de angst dat er een tegenligger zou komen die ons op geen enkele wijze zou kunnen passeren, maar dat gebeurde nooit. Moeizaam bewoog onze Citroën zich in de hitte langs diepe gaten en een kronkellijn vol scheuren omhoog. Mijn moeder zat bedrukt achter het stuur en pufte van de warmte. Misschien had zij nog meer de pest in dan ik, maar ze zei niets, met uitzondering van momenten dat de hitte en schreeuwende kinderen achterin haar even teveel werden en mijn vader toesnauwde dat hij geen goede aanwijzingen gaf.
Vanaf onze woonplaats tot de afslag van de snelweg had ik het volgehouden, zo’n 2000 km lang afzien en gek worden van verveling, opgesloten als een bij in een omgekeerd glas, achter de karavaan met auto’s aan, die altijd sneller reden dan de onze en ten slotte was daar dan bijvoorbeeld Italië. Op het laatste stuk werd ik soms zo misselijk dat ik moest overgeven. Ik kwam voor een lange vakantie maar wilde op die momenten alleen maar snel terug.

Uiteindelijk kwam het dorpje waar we zouden verblijven dan toch in zicht, vaak een gehucht waar de drukkende hitte het leven de hele zomer lang meedogenloos verstikte. Om de paar minuten kondigde mijn vader dan aan: ‘Kijk, we zijn er bijna!’, terwijl wij chagrijnig en moe de achterbank zaten te vervloeken. Met een enthousiasme van iemand die het paradijs binnentreedt wees hij ons op een nog bloeiende distel of vijgen, lichtgroene pruimen of de glinsterende zee. Mijn moeder keek voor zich uit als een schipbreukeling, in de hoop zo snel mogelijk het roestige bord met de naam van het dorp in zicht te krijgen. Pas als zij haar handdoek had uitgespreid op het strand kon ze weer lachen, en die kunstmatige vakantieglimlach verdween het merendeel van de vakantie niet meer van haar gezicht. Pa was wel helemaal in zijn element. Hij verkneukelde zich bij de vriendelijke mensen, de steegjes, de schitterende pleinen, de zingende cicaden, de olijfbomen, ravijnen en oude kerkjes, bonte anjers op balkonnetjes en de zwaluwen in de uitgestrekte hemel. ‘Heb je ooit zo’n uitgestrekte hemel gezien, Judith?’ vroeg hij me, hoewel hij wist dat ik hem geen antwoord zou geven. ‘’s Nachts zie je alle sterren van het firmament, tot helemaal beneden aan zee, tot in het oneindige. ’ Hij kon uren genieten van het weidse uitzicht tot hij werd verstoord door gemopper van een van ons kinderen, die waren opgedeeld in twee kampen. Mijn zus, die het liefste hele dagen op het strand lag te bakken met mijn moeder, en ik, die best een dagje naar het strand wilde maar het na enkele uurtjes wel weer gezien had en dorpjes wilde bekijken. Mijn jongste zusje was nog te jong om een mening te hebben en werd naargelang de bestemming van de dag op sleeptouw genomen. Meerdere malen kwam het voor dat we ons opsplitsten om geruzie en gemopper te voorkomen.

Maar het waren mooie weken. Hoewel de hitte als warme lijm aan je huid plakte kan ik nog steeds verlangen naar stemmen vanaf de pleinen die de gloeiend hete wind rond lunchtijd in de lege steegjes liet weerklinken, verdoofd door die hete en stoffige zomer, die me overviel direct nadat ik uit de rode Citroën was gestapt en me niet meer losgelaten had. En het eten, de mysterieuze gerechten die werden klaargemaakt in de kleine restaurantjes: gevulde aubergines, gestoofde pittige groenten, in een aardewerken pot gekookte bonen, zelfgemaakte lasagne of pasta met heerlijke sauzen. Watertandend denk ik terug aan die tijd, waar mijn jeugdigheid me belette om volledig van alle nieuwe invloeden te genieten.

Geschetst

Vannacht ben je in mijn hoofd gekropen.
Plotseling zat je daar, genesteld in
het zenuwcentrum van mijn wezen.
Hoe durf je.

Sindsdien zie ik je overal waar je niet bent.
Je bent mijn docent, mijn baas, het kassameisje
de spits van het team en de agent die me bekeurde.
Je hebt wel lef.

Daar ben je weer, je profiel danst onbezonnen
tegen de scherpe lichten in de kroeg.
Thuis wacht je me op. Is het de whisky
of mis ik je?

22 januari 2011

Wij hebben alles nog tegoed

Soms staar ik in een ingekleurde wereld van zwart-wit tv, met mijn neus tegen het glas gedrukt aanschouw ik het dagelijks leven dat als het mijne voelt. De wereld zoekt richting en sleurt mij erin mee.

Soms hoor ik onverwacht weer achter
gewone woorden die je uit
een zoveel zuiverder en zachter
adembenemender geluid

dat ik opnieuw naar je moet kijken
of ik je nooit tevoren zag
Laat al die jaren maar verstrijken
zolang ik dit bewaren mag

kan jou en mij de tijd niet deren:
weer voor het eerst met je alleen
hoor ik de harmonie der sferen
door alle alledaagsheid heen

12 januari 2011

Gelukkig Indrukwekkend

Het is voor de mensen om me heen geen geheim dat externe factoren een grote impact hebben op mijn gemoed. Als het ochtend wordt en ik een helderblauwe lucht al door mijn wimpers signaleer bijvoorbeeld, of wanneer ik over straat loop op een kraakheldere winterdag en mijn wangen rood kleuren van de kou, weet ik dat het een goede dag gaat worden. En wanneer de hemel motregen kwijlt op het dak en mijn kamer de hele dag in een soort van schemer is gehuld, is het bij voorbaat een dag voor treurige muziek en melancholisch gepieker. Ik denk niet dat er iemand op de wereld is die zonder een indruk op me achter te laten mijn leven in en uit kan stappen. Sommige mensen laten diepere sporen na dan anderen. Het is een gaan en komen van mensen die ik niet kan loslaten, het merendeel van de tijd zelfs zonder dat zij dat weten. Mijn ervaringen probeerde ik te delen met mensen om mij heen, maar ook zij kunnen niet de vinger leggen op waar ik die gevoeligheid vandaan heb weten te toveren. ‘Mooi,’ zeggen ze dan, niet begrijpend hoe complex het alles maakt.

Nog niet zo lang geleden sprak ik met een therapeute. Ik verzocht haar om alsjeblieft een etiket te plakken op mijn heftige gevoelsleven. Dat kon ze niet. Het rapport van de intake beschreef me, maar helpen kon ze niet. Dat hoefde ze niet, zei ze. En: ‘Het is juist mooi dat je zo bent.’

Maar weinig mensen ervaren nog krankzinnige, overweldigende passie. Zo gaat het in liedjes en in films. Maar zij ís zo. Ze is verliefd op de liefde. Ze kan niets half doen. Ze voelt alles zo hevig dat de wereld soms teveel voor haar is. Elke keer als ze een verhaal hoort over een kind dat kanker heeft, over een man die zijn overleden vrouw mist - of zelfs zijn hond -, dan is het net alsof háár dat is overkomen. Het lijkt wel alsof bij haar de buitenste laag van haar huid ontbreekt die ervoor zorgt dat mensen de dag doorkomen zonder de hele tijd te bloeden. Ze zoekt iets of iemand die het bloeden kan stelpen, maar loopt telkens vast op de rechtlijnigheid van mensen. Soms ziet ze daardoor als enige oplossing alleen te blijven. Eigenlijk wil ze van mij ook geen antwoorden, wil ze niet worden wakker geschud. "Ik blijf liever een beetje verdoofd," zegt ze tegen me tijdens de intake. "Wat ik dan ook mis, het is veiliger dan het alternatief."

Al toen ik jong was voelde ik me een slachtoffer van wereldse indrukken. Ik ben niet anders gewend dan dat dingen die voor anderen doodnormaal zijn, bij mij een diepe indruk kunnen achterlaten. Zo was ik op een dag op weg van de bibliotheek naar huis. Ik weet nog dat de bladeren niet meer aan de bomen hingen en dat het vroeg donker werd, zodat als ik eenmaal thuiskwam voor het avondeten alle lichten in de buurt aan waren. Als ik op mijn fiets naar huis reed kon ik door de ramen heen alle mensen zien die daar binnen woonden en alle dingen deden die mensen in hun huis doen. Het was net alsof ik door een museum liep, langs een hele rij fel verlichte diorama’s met kaartjes erbij waarop dingen stonden als: ‘Hoe mensen wonen’, of ‘Gezinnen in Nederland’. Een vrouw die groenten snijdt bij de gootsteen. Een man die de krant leest. Een stel kinderen in een slaapkamer boven die Twister spelen. Een meisje dat op bed ligt te praten aan de telefoon. Er stond in die straat een appartementencomplex, waar ik altijd omhoogkeek. Er was een bepaalde flat waar ik altijd graag uitgebreid door de ramen keek. Het gezin daar zat elke dag altijd om ongeveer dezelfde tijd aan tafel, net als ik die specifieke hoek omsloeg. Het was een soort bijgeloof van me, zou je kunnen zeggen: als ik ze met z’n drieën – de vader, de moeder en het jongetje – om tafel zag zitten, wat meestal zo was, dan zou er die avond niks afschuwelijks gebeuren.

Dat gezin zag er gewoon altijd zo gelukkig en huiselijk uit, dat was het punt. Van alle dia’s in het ‘Hoe mensen leven’-museum, wilde ik het liefst in deze thuiskomen. Je kon natuurlijk niet horen wat ze zeiden, maar dat was ook niet nodig. Je zag zo dat het allemaal goed ging in die keuken. De gesprekken waren waarschijnlijk niet wereldschokkend (‘Hoe was je dag, schat?’ ‘Prima, en die van jou?’), maar iets aan de sfeer rond die tafel – het zachte, gele licht, de knikkende gezichten, zoals de vrouw de arm van de man aanraakte, en zoals ze lachten als het kleine jongetje zwaaide met zijn lepel – gaf je de indruk dat ze op dat moment nergens liever wilden zijn, en ook niet bij iemand anders dan bij elkaar. Ik wenste dat ik dat gevoel kende.

9 januari 2011

Tickle me

Tickle me pink, I'm rosy as a flushed red apple skin
Except I've never been as sweet
I've rolled around the orchard and found myself too awkward
And tickle me green, I'm too naive

Time is too early, my hair isn't curly
I wish I was home and tucked away
When nothing goes right and the future's dark as night
What you need is a sunny, sunny day

Don't know where I can find myself a brand new pair of ears
Don't know where I can buy a heart
The one I've got is shoddy, I need a brand new body
And then I can have a brand new start

Johnny Flynn