Strange world

Strange world

12 augustus 2016

Het stomste silhouet

Het stomste silhouet is dat van een te magere jongen met te grote skaterschoenen en een te hoge pet. Die conclusie kon ik met enige zekerheid trekken toen ik om 06:30 al blauwbekkend van de kou naar een manier zocht om me af te leiden van de eeuwig vertraagde trein. Hij stond een meter of vijf verderop. Toen hij me even daarvoor passeerde, werd hij door het licht van de lantaarnpalen op het perron telkens achtervolgd en ingehaald door zijn eigen schaduw. Ik keek hem na en ergerde me aan zijn houding, aan zijn voeten die door de lompe klomp-achtige skaterschoenen als in een cartoon werden uitvergroot, aan de brede pet die te hoog en scheef op zijn hoofd zat en aan de handen die hij losjes in zijn broekzakken hield terwijl hij voortslofte.

Het meest schrijnende was misschien wel dat dit niet zijn normale outfit was, en dat behalve ik ook alle medepassagiers dat zagen. Het voelde als een mislukte poging om erbij te horen, om zich ‘cool’ te kleden. Of om door zijn omgeving eens te worden gezien als iets anders dan een suffe hendrik. Want dat is wat hij was, dat zag je meteen. Vandaag echter niet. Vandaag had hij besloten om op te vallen, en uit de toon.

Hij moet redelijk zeker zijn geweest dat hij geen bekenden zou tegenkomen op zijn reis. Maar waar ga je heen met een voorkomen als dat van hem? Had hij een boodschap in een stad waar hij niet woonde? Een ex-vriendin die hem door zijn stomme voorkomen eerder had laten zitten? Ik mag van ganser harte hopen dat hij geen sollicitatiegesprek had. In mijn hoofd zag ik hem al nonchalant een kantoor binnen sloffen en de formeel geklede manager zijn knokige, koudklamme hand toesteken. Ergens diep in mijn amygdala registreerde ik hoe de manager vervolgens onder de tafel afkeurend zijn hand afveegde aan zijn strak gesteven pantalon.

Hij slofte me voorbij en stond toen midden in zijn looppad (en dat van alle anderen) stil. Met zijn witte handje woelde hij wat in de zak van zijn halfvergane vest en viste uit die krochten van ellende een voorgedraaid shagje op. In één beweging zat het sneue frommeltje losjes en brandend tussen zijn smalle lippen. Hoe vloeiend hij dat ook leek te willen doen; zijn magere lijf en de weinig geoefende bewegingen van zijn vingers richting zijn lippen tekenden hem niet ouder dan een jaar of zestien, terwijl hij in werkelijkheid bijna het dubbele moet zijn geweest. Waar dacht hij aan, terwijl hij daar zo midden in het looppad stond met zijn shagje en andere passagiers hem mopperend omzeilden? Hij leek in gedachten verzonken, maar dat kon nooit diep zijn. Zijn bleke huid stak af tegen een donker, vlassig snorretje, met een mond die te breed was voor zijn smalle gezicht. Hoe langer ik naar hem keek, hoe meer walging ik voelde. Ik draaide me zonder veel succes van hem weg. In mijn ooghoek bleef ik ongewild zijn bewegingen volgen.

In de verte naderde de trein naar Eindhoven. Het leek me een passende pijnlijke bestemming voor het pijnlijke silhouet naast me. Ook hij spotte de trein, greep het shagje tussen twee vingers en schoot het de spoorweg op. De nog nasmeulende peuk belandde tussen een halfvergaan flesje ice tea green en het pootje van een ooit oranje zonnebril. Terwijl de trein voorreed, gooide hij met vlakke hand twee kauwgoms naar binnen en spoelde ze weg met een te grote slok energiedrank. Nog voordat de deuren volledig open waren geschoven, perste hij zich tegen de uitgaande stroom mensen in naar binnen, de kwade blikken van de passagiers negerend. Ik had respect en verafschuwde hem tegelijkertijd.

Terwijl ik van buitenaf deed alsof ik niet naar binnen keek, zag ik hoe de jongen een plek vond en neerplofte op de beschadigde oude bank van de trein. Hij leunde tegen het raam en trok zijn pet naar beneden. Daar zat hij, half weggedoken in de schaduw van de bank en zijn pet, onder het veel te felle licht van de bijna lege trein op dit tijdstip. Ik staarde naar hem door het glas, half gefocust op meer nare trekjes en half overdenkend wat ik al had gezien, wachtend op het signaal van vertrek. En terwijl de deuren haperend in elkaar schoven en de trein minstens even schokkend in beweging kwam, drong mijn blik plotseling door het raam, recht in de ogen van de schim. Twee vermoeide, bloeddoorlopen ogen staarden me even gevleid als verontwaardigd aan. Ik had de moed niet om mijn blik af te wenden en stak in een reflex mijn hand op in een vage groet, die het midden hield tussen een ongecoördineerde halve zwaai en een lage high five. Als hij al reageerde, zag ik het niet. Hij volgde me met zijn blik terwijl de trein steeds sneller optrok. Opschakelend, rammelend, snelheid makend, verdwijnend. Het stomme silhouet in stilte met zich meevoerend naar onbekende oorden.

10 juli 2016

That

Een man, niet te dik, maar ook niet te dun. Met een volle bos haar, grote kijkers. En zo’n schattig plukje haar op de buik. Een man met brede schouders, of een brede borst, for that matter, een mannelijke eetlust en zin in koffie. Ongeschoren, geschoren, in T-shirt, of een warme trui die je kan stelen. Zijn voeten, die zich verplaatsen over het koude laminaat, nachtmerrieachtig langzaam, als hij met traag en loodzwaar lichaam zich ’s ochtends naar het koffiezetapparaat sleept. Voor jou. Huilen. Pruilen. Bleek worden. Met strakke lippen elkaar de les lezen over elkaars taalgebruik, ergernissen, knuffels. Alles goedmaken. Puritanisme, jaloezie. Derde whisky. Terug in de slaapstand. Onherroepelijk verleden en onherstelbare verliezen. Hoe zou het geweest zijn? Glimlach, nieuwe kleding, zij hangt schone was uit op het balkon, jij kookt. Passie, perversie, beweegreden, patroon. Toekomst, mythen en legenden. Geloof je nog? Ja. Nee. Kijk idioot, de waarheid. Zij op dikke sokken, vlekkerige badjas, te groot T-shirt, rondfladderend. Boodschappen coderen, geheimen decoderen, code kraken. Laat opblijven. Orders voor paté, biscuit, ondergoed maat M, uren die opgaan aan brieven schrijven, SMS'en, films kijken, huilen. Hand in hand door de straten. Deinend haar in de zon op een zonnig briesje, zacht, warm en koel tegelijk als een hand die je wang streelt. Elkaar aankijken, praten, lachen, alles om je heen zien; lawaaiige etalages, ingetogen juweliers, grillige uitstalling achter het raam van een atelier, ronkende personages die rondstappen, trippelende types in muizig bruin en grijs, schreeuwende kinderen in vuile rode of blauwe jacks die zigzaggend langsrennen. Moe maar niet moe op het gras neerploffen. Ons nooit zinloos voelen. Spieren op de juiste plek, zachtheid waar het moet zijn. Kibbelen. Giechelen. Blozen. Neuken. Verbaasd en verrukt. Liefde, hijgt hij.