Strange world

Strange world

24 februari 2010

Het is te laat

Het is te laat om terug te gaan,
we zijn al te verliefd, wij tweeën,
we hebben al te veel gevreeën
en samen al te veel gedaan.

Het is te laat voor laatste groet,
we zijn al zo verslaafd, we kwamen
te dikwijls in de liefde samen,
we stromen in elkanders bloed.

Het is te lief om af te leren,
te laat al om het lot te keren,
te ver al in de tijd.

Het is te veel om te vergeten,
te lief, te laat. Ik laat je weten:
ik wil je nooit meer kwijt.

20 februari 2010

Still a fly?

That's alright, that's okay
I can wait, you're still a fly
Eating through
Trying to live within the space you live
But still, you're just a kid
You shouldn't read Dostojevski at your age
That and nicotine will make you pale and lean
And twist your face like Mr. Grays
Though it just manifests in paintings that you make
Or else your eyes will stay the same
Are you that hungry for a change?

That's alright, that's okay
It will come out and I'll say
What are you doing here?
I don't want you to be anyway.
And I'll laugh and I'll say 'Hey baby'
Maybe you would laugh a lot
Because that's not something I usually say
But that's the whole reason
That it got on the tip of my tongue
And that's still okay

And then it came and rained on down
From the sky and into my head
I tried to think but it was too fast
So I just said anything that came at last

You're waking up
You're flying out
The door has sprung loose
Don't forget me

Just

Ik voel me een romantische idioot als ik zeg dat ik leef op herinneringen, maar het is niet helemaal onwaar. Ik kan hier mijn draai niet meer vinden. Ik voel me hier gekooid, alles is zo deprimerend vertrouwd. Ik heb zin om al mijn herinneringen aan onze weekends en avonden op te schrijven, alleen om er wat langer bij stil te staan, maar dat zou melodramatisch zijn en je zou het niet leuk vinden - dat is natuurlijk waarom ik van je houd. Van het begin af aan waren er meerdere factoren waardoor een heftige, ruige verliefdheid werd veroorzaakt. Het was fijn om bij je in de buurt te mogen zijn, om met jou hand in hand over straat te mogen gaan, met die boze jongen met dat engelengezicht. Je stak van het begin af aan al met kop en schouders uit boven alle andere mannen die ik ooit in mijn leven had mogen ontmoeten. Een ruige mannelijkheid, je lippen vaak moeiteloos vertrekkend in een schampere lach en je felle ogen soms onverwacht vol spot. Als je me erop betrapte dat ik je aanstaarde, grijnsde je veelbetekenend. Twee keer hebben onze schouders elkaar op de bank tijdens onze eerste date geraakt voordat je de volgende stap nam.

Als jij je overgaf aan het lawaai in je hoofd, een vage mix van studieactiviteiten, familieperikelen en vertwijfeling, en ik vanaf het bed lag te bestuderen hoe je verwoed je computer bewerkte terwijl ik deed alsof ik verdiept was in het zoveelste boek kon ik alleen maar glimlachen. Je zat voorovergebogen. Door je versleten katoenen T-shirt volgde ik de volmaakte boog van je ruggengraat. Zelfs je boosheid fascineerde me. De uitdrukking op je gezicht, de manier waarop je je ogen toekneep en de welving van je bovenlip vond ik zo schitterend dat ik die niet wilde zien vervagen. Je was het volmaakte observatieobject. Ik was nooit iemand als jij tegengekomen, sinds ik een meisje was dat op de rand van een stoel in de zitkamer zat te luisteren naar kennissen van mijn ouders - een gescheiden vrouw wier handen een beetje trilden in haar schoot terwijl ze mijn moeder vol opwinding vertelde over haar komende vakantie, of een man die een zoon had van wie ik wist dat hij op school meedogenloos werd gepest, en die het erover had hoe gelukkig zijn jongen was - het ongezegde zichtbaar in hun gebaren, bijna tastbaar in de lucht om hen heen. En later tijdens de studie, op een feestje, met een drankje in mijn hand, bij een boekenkast een praatje makend met een iets te dikke jongen die zich afzijdig hield van de anderen, terwijl ik iedere oogbeweging, ieder gespannen lachje van hem voelde, alsof de zenuwen in zijn lichaam de zenuwen in het mijne waren en iedere poging om zijn verlegenheid te camoufleren mij meer in verlegenheid bracht.

We zaten lange tijd met zijn tweeën op het balkon, terwijl de zon laag boven de rand van de hemel hing en zijn reusachtige lichtpilaren over het land liet vallen, horizontaal over de tuinen onder ons, horizontaal door het grote raam achter ons, over onze ruggen stromend, schaduwen werpend over de lege wijnglazen. Als er momenten kwamen dat jij over jezelf sprak, had ik elke keer het gevoel gekregen dat je lichaam in elkaar zakte, zodat je kleiner en kwetsbaarder was geworden en er niets meer over was van je anders zo imposante uitstraling. Ik voelde me op mijn gemak in het gezelschap van iemand die ook pijn kent. Meer dan enige omgeving voelde jouw huis al snel aan als een thuis. Maar het mocht niet baten, dat weten we inmiddels allebei. Je was er steeds erger aan toe, bozer, verwarder. Ik geloof zelfs niet dat dat nu volledig is opgehouden - dat moet tijd krijgen.Ik zat hier op de bank. Ik zag je huilen. Toen ik je die dag zag huilen, dacht ik eerst dat het misschien allemaal voorbij was - dat je op de een of andere manier bij me terug was gekomen. Maar je kaak verstrakte, je lippen bewogen nauwelijks. Een uur later verliet ik je huis.

En nu? Opgetogen ben ik, verdrietig, blij, en opgetogen. Mijn blik zwierf over je gezicht en dezelfde uitdrukking van een zich herinneren zag ik op het jouwe verschijnen.

17 februari 2010

Ad Infinitum

De stad verdrinkt in grijze tinten, een dikke
mat mist die hoeken en lijnen ronder
en ietwat zachter maakt.

Laat je me de wolken zien vroeg je,
wijzend naar een hemel die ooit blauw, en
vaker nog veel helderder was.

Verstomd staarde ik langs je vinger naar
het heelal dat groter dan groot, verder dan
ver was, veel kleiner dan wij wilden.

Er siddert een traan langs je wang wanneer
je neervlijt in het gras en denkt aan
lang vergeten plaatsen die ik nooit bezoeken zal.

15 februari 2010

Intermission

Diederik kwam vaak langs in die tijd. We hadden niet heel veel om over te praten en mijn huis stond hem niet. Toen hij binnenstapte zag ik opeens dat mijn woning klein was. De huisgenoten werkten ook niet mee. De fietsen in de gang belemmerden een enthousiaste begroeting bij de deur. Ik kreeg het snel benauwd, tot we gingen liggen. Urenlang. 'Ik denk steeds aan je,' fluisterde hij. En ik onthield alles om er later tot in de details aan terug te kunnen denken. Heel geconcentreerd. Zodat ik soms vergat te genieten.

Hij bleef slapen en ik vroeg hem niet of zijn ouders wisten waar hij was. Hij vroeg mij niet of ik normaal alleen sliep. Ik had met hem te doen en hij nog meer met mij. Hij begreep niet hoe ik zo kon leven. Op een kleine stoffige zolderkamer. Met een haperende centrale verwarming en een douche waar de luxe van een volledige waterstraal ontbrak. Hij vond het rommelig en stootte een paar keer zijn hoofd. Hij miste de grote stad. Zijn vertrouwde omgeving. Ik verweerde me door te zeggen dat het goed is om eens meer dan een kilometer van je geboortehuis te wonen. Hij negeerde mijn opmerking en ik weet nog steeds niet of ik het meende.

Ik herinnerde me hoe we minutenlang zwijgend door de stad konden lopen. Hij leek altijd ongemakkelijk, waardoor ik steeds het gevoel kreeg dat ik iets moest zeggen, dingen die ik zelf graag had willen horen van hem, maar waarvan ik niet wist of ik ze meende. Ik weet ook niet zeker of ik verliefd op hem werd of verliefd op het idee dat hij verliefd kon worden op mij. We begrepen elkaar niet goed, maar toen hij me voor het eerst zoende, wist ik dat ik nooit zijn vriendin zou worden.

Ik wist hoe hij was met meisjes. Diederik was als een krokodil. Doodstil kon hij naar je turen voordat hij opeens genadeloos toesloeg. En je had het niet door, je had niet door dat hij dat vaker deed tot hij je zoende en licht aandrong op meer. Wanneer ik hoorde hoe hij dat opnieuw deed, later, walgde ik ervan. De mooiste meisjes vielen voor zijn charme. Zijn ijskoude verleiding bezorgde je kippenvel en liet je dichter tegen hem aan kruipen. Je wilde hem ervan overtuigen dat je de mooiste was. De beste, de intelligentste, de enige. En ook al gaf hij zorgvuldig overdachte complimentjes, zijn gedachten waren ergens anders. Waar heb ik nooit geweten, we spraken niet veel. Maar het leek of hij nooit was waar hij moest zijn. Misschien viel het hem tegen dat hij nooit iemand ontmoette van wie hij meer kon houden dan van zichzelf.

Ik vertelde hem deze overpeinzingen en kreeg dan altijd dezelfde reactie. 'Zie je,' zei hij dan terwijl hij zijn hoofd schudde, 'het zou tussen ons ook nooit iets kunnen worden.' Hij maakte met zijn vinger krulletjes in mijn haar. Met zijn andere hand streelde hij mijn wang. 'Ik haat het hier maar ik wou dat ik langer kon blijven.' Hij ging weg met een onhandige kus. Zijn lange lijf verdween uit mijn huis, uit de straat en uit de stad. Ik zat nog uren op mijn bed en dacht aan huizen waar men van een huiselijk leven geniet. Waar er sokken zijn die bij elkaar passen en schone lakens. Ik dacht aan iemand met wie je die schone lakens deelt.