Strange world

Strange world

15 februari 2010

Intermission

Diederik kwam vaak langs in die tijd. We hadden niet heel veel om over te praten en mijn huis stond hem niet. Toen hij binnenstapte zag ik opeens dat mijn woning klein was. De huisgenoten werkten ook niet mee. De fietsen in de gang belemmerden een enthousiaste begroeting bij de deur. Ik kreeg het snel benauwd, tot we gingen liggen. Urenlang. 'Ik denk steeds aan je,' fluisterde hij. En ik onthield alles om er later tot in de details aan terug te kunnen denken. Heel geconcentreerd. Zodat ik soms vergat te genieten.

Hij bleef slapen en ik vroeg hem niet of zijn ouders wisten waar hij was. Hij vroeg mij niet of ik normaal alleen sliep. Ik had met hem te doen en hij nog meer met mij. Hij begreep niet hoe ik zo kon leven. Op een kleine stoffige zolderkamer. Met een haperende centrale verwarming en een douche waar de luxe van een volledige waterstraal ontbrak. Hij vond het rommelig en stootte een paar keer zijn hoofd. Hij miste de grote stad. Zijn vertrouwde omgeving. Ik verweerde me door te zeggen dat het goed is om eens meer dan een kilometer van je geboortehuis te wonen. Hij negeerde mijn opmerking en ik weet nog steeds niet of ik het meende.

Ik herinnerde me hoe we minutenlang zwijgend door de stad konden lopen. Hij leek altijd ongemakkelijk, waardoor ik steeds het gevoel kreeg dat ik iets moest zeggen, dingen die ik zelf graag had willen horen van hem, maar waarvan ik niet wist of ik ze meende. Ik weet ook niet zeker of ik verliefd op hem werd of verliefd op het idee dat hij verliefd kon worden op mij. We begrepen elkaar niet goed, maar toen hij me voor het eerst zoende, wist ik dat ik nooit zijn vriendin zou worden.

Ik wist hoe hij was met meisjes. Diederik was als een krokodil. Doodstil kon hij naar je turen voordat hij opeens genadeloos toesloeg. En je had het niet door, je had niet door dat hij dat vaker deed tot hij je zoende en licht aandrong op meer. Wanneer ik hoorde hoe hij dat opnieuw deed, later, walgde ik ervan. De mooiste meisjes vielen voor zijn charme. Zijn ijskoude verleiding bezorgde je kippenvel en liet je dichter tegen hem aan kruipen. Je wilde hem ervan overtuigen dat je de mooiste was. De beste, de intelligentste, de enige. En ook al gaf hij zorgvuldig overdachte complimentjes, zijn gedachten waren ergens anders. Waar heb ik nooit geweten, we spraken niet veel. Maar het leek of hij nooit was waar hij moest zijn. Misschien viel het hem tegen dat hij nooit iemand ontmoette van wie hij meer kon houden dan van zichzelf.

Ik vertelde hem deze overpeinzingen en kreeg dan altijd dezelfde reactie. 'Zie je,' zei hij dan terwijl hij zijn hoofd schudde, 'het zou tussen ons ook nooit iets kunnen worden.' Hij maakte met zijn vinger krulletjes in mijn haar. Met zijn andere hand streelde hij mijn wang. 'Ik haat het hier maar ik wou dat ik langer kon blijven.' Hij ging weg met een onhandige kus. Zijn lange lijf verdween uit mijn huis, uit de straat en uit de stad. Ik zat nog uren op mijn bed en dacht aan huizen waar men van een huiselijk leven geniet. Waar er sokken zijn die bij elkaar passen en schone lakens. Ik dacht aan iemand met wie je die schone lakens deelt.

Geen opmerkingen: