Strange world

Strange world

30 december 2010

I miss you

I was always strong as long as we were a team
I crawled into somebody's heart who meant the world to me
love made me strong enough to be alone and set me free
but with my friends until the end is where I wanna be
with my friends until the end is where I wanna be

I don't need to
but I want to
sing with you
'cause I miss you
I don't need to
but I want to
sing with you
'cause I miss you

24 december 2010

Nachtmerrie

Vannacht heb ik je opnieuw verzonnen.
Toen ik wakker werd lag je niet meer
ver naast me maar voelde ik
hoe warm je was.

En toen je opstond en je ontfermde
over croissantjes en koffie,
die ik lauw dronk, wat je
niet raar vond;

En me vroeg wat ik wilde gaan doen
vandaag, met jou, nu we
een hele dag samen
konden besteden;

En me vertelde dat ik er eigenlijk zo
mooi rommelig uitzag in de
ochtend, met een kus
op mijn voorhoofd;

zonk ik terug in de kussens en
mompelde iets als ‘binnen blijven’.
Eerst deze nachtmerrie
uit mijn hoofd verdrijven.

21 december 2010

Berestom

Ik weet nog dat ik op een dag, het was koud en ik voelde me eenzaam, de deur opendeed en in het gezicht van een zoet lachende teddybeer keek, snel gevolgd door het grijnzende hoofd van de postbode. Ik voelde hoe de bloedvaten in mijn wangen zich verwijdden toen ik de beer van hem overnam en naast me op de grond zette. Tot heuphoogte reikte het overmatige vertoon van liefde maar liefst, en terwijl ik voor de zoveelste keer worstelde met het pennetje waarmee ik op het apparaat dat de postbode onder mijn neus duwde een krabbeltje moest zetten, kon hij het niet nalaten zijn wenkbrauwen op te trekken terwijl hij met zijn lippen kusgeluiden produceerde. Ik hoorde hem nog grinniken toen ik de deur vluchtig achter hem sloot.

Nog geen maand was ik weer alleen en ik had geen idee hoe ik mijn leven in goede banen ging leiden, maar ik was ervan overtuigd dat het me ging lukken. En daar was het dan, de beer die ik aan zijn oren de trap op sleepte, die stond voor alles wat ik op dat moment verafschuwde. Mannen, liefde, overgave, affectie, het hoefde voor mij allemaal even niet. Dat leek me ook uiterst logisch, gezien mijn kerel zich alweer in een nieuwe relatie had gestort. Ik probeerde het hele verhaal te relativeren door te hopen dat hij dan maar met het betreffende meisje ging trouwen ook, want het is toch echt minder erg om je vent te verliezen aan een meisje waar hij uiteindelijk ook mee trouwt, dan aan een willekeurige scharrel. Ik vreesde al langer dat zijn uiterlijk me zou opbreken: een knappe vriend is zoiets als een witte bank – vragen om problemen.

Nadat we uit elkaar waren belde ik de jongen die me nu de teddybeer stuurde. Hij pikte me op en we liepen samen naar een Italiaans restaurant in het centrum. We aten samen tiramisu en dronken sambuca aan de bar. Hoe meer we dronken, hoe emotioneler we werden en hoe meer onnozele details uit onze jeugd werden opgerakeld. En met al die alcohol achter de kiezen begonnen we het gevoel te krijgen alsof we heel veel gemeen hadden. Bij ons allebei speelde het snel volwassen worden een grote rol in onze jeugd, net als de desoriënterende afwezigheid van concrete seizoenen, het verlangen naar een leven met sneeuw en vuurvliegjes en musea waar je iets meer variatie treft. Toen een vriendin me achteraf vroeg of we ‘verder iets hadden gedaan’ keek ik haar onbegrijpend aan. Ze slaakte een gilletje en verklaarde dat dat bijzonder was, want situaties als die ‘lopen immers vrijwel altijd uit op seks’. ('Zo doen mensen dat. Ze gaan uit, worden dronken, praten, de een zegt dat de ander lekker ruikt, en dan gaan ze naar huis en gaan ze met elkaar naar bed.’) Ik staarde haar met open mond aan.

Pas toen ik met de teddybeer op bed zat begon ik me plotseling af te vragen of hij me inderdaad tekenen in die richting had gegeven. Maar ik weet dat het oppikken van seintjes valt binnen een grote berg cruciale dingen die ik nooit heb geleerd, zoals hoe je van een veelzeggende blik bij de tiramisu in bed belandt zonder dat iemand er raar van opkijkt. Soms krijg ik het idee dat er een heel communicatiesysteem bestaat van tekens en signalen en misschien zelfs geheime handdrukken dat helemaal aan me voorbij is gegaan. Dat de rest van de mensheid constant bij waterkoelers of in de rij voor de kassa naar elkaar staat te seinen of ze met elkaar naar bed willen, en zo ja, of het ze alleen om een leuke flirt gaat of dat ze denken dat het misschien wel iets kan worden. En dan loop ik er gewoon langs en weet van niets.

Shocking, eigenlijk.

12 december 2010

Dhr. G.

Lieve onnozele jongen,

Ooit vroeg je me of ik het gevoel had dat de wereld aan mijn voeten lag. Ik heb allang niet meer het gevoel dat de wereld aan mijn voeten ligt, en ik twijfel of ik dat gevoel ooit daadwerkelijk heb ervaren. Ondanks mijn moeiteloos afgeronde studie, de interessante mensen die ik ontmoet en reizen die ik maak. Jij wel, kennelijk, en dat is mooi, bepaalde euforie is zo kostbaar dat er eigenlijk helemaal geen woorden voor zijn. Of beter gezegd, dat er geen woorden voor nodig zijn. Dat soort euforie kan zonder woorden.

Je vroeg me of ik me schuldig voelde. Ik antwoordde toen dat ik me niet schuldig voelde. Wat ook zo is. Ik voel me niet schuldig. Je was van het begin af aan al niet de man met wie ik zou trouwen, je zou nooit de vader van mijn kinderen worden, je lag nooit aan mijn voeten, ik had een zwak voor je, een groot zwak. Elkaar mislopen schept ook een band. Onnozele jongen, ik wil niet beweren dat ik van jou heb gehouden; misschien was dat feitelijk het enige wat ons bond, dat we er slecht in waren van elkaar te houden. Dat we dachten dat we van elkaar hielden en dat we die illusie wel prettig vonden, voor een tijdje.

Begeerd willen worden door een nog begeerlijker prins die mijn pad kruist, dat is waarschijnlijk de waarheid achter al het verdriet, getob, gesnotter, de waarheid achter al dat verlangen naar groots en meeslepend leven. Het oneindige en eeuwige verlangen naar de prins op het witte paard. Jij was de prins op het witte paard niet, jij was de rat op het hobbelpaard.

Het Theater van de Valse Hoop sluit zijn deuren.
Ik zal je missen, en omdat ik je zal missen zal ik je haten, maar tijd heelt. Een nieuwe liefde zal zich aandienen en hopelijk brengt diegene in jouw hoofd iets van geluk teweeg. Nog mooier en beter en groter geluk. Dat ik geen getuige wil zijn van dat geluk kun je mij niet kwalijk nemen.

Liefs.

5 december 2010

Red design for satin heart

'Het was geen affaire of liefde maar achteraf gezien een amour fou, een vuurzee, die niet ophield te laaien tot het huis een smeulende puinhoop was.'

30 november 2010

Scherven

Ooit werkte ik op een verzekeringskantoor. Mijn bureau stond zijdelings voor het raam op de achtste etage en ik keek uit op het vuilgrijze appartementencomplex dat ernaast was opgetrokken. Oh wat was ik de bouwvakkers die de grote ramen in de appartementen hadden geplaatst dankbaar. Uren-, dágenlang heb ik me vermaakt met de levens van de mensen die achter de ramen woonden.

Op de tiende etage woonde een eenzame man. Ik beeldde me in dat hij advocaat was, altijd was hij onberispelijk gekleed. Soms had hij zijn boord opengeknoopt en hing zijn stropdas losjes om zijn hals. Met zijn handen in zijn zakken kon hij dan minutenlang doodstil naar buiten staan staren. Hij zag me nooit. Hij was een ochtendmens, iedere ochtend als ik om stipt kwart voor acht binnenkwam stond hij al met een witte mok koffie voor het raam en staarde naar de auto’s die beneden, tussen ons in, gehaast langs schoten. Ik stelde me voor dat hij iemand miste die hem had verlaten, dat hij zich alleen voelde en nog niet kon genieten van de stilte die hem had overvallen. Driemaal had hij zijn ogen dicht en danste op muziek die ik niet hoorde. Tweemaal rolden er tranen over zijn wangen terwijl hij met iemand sprak over de telefoon. Hij miste haar, het meisje dat hem herinnerde aan trieste melancholische liedjes. Het meisje dat hem bij de eerste ontmoeting overrompelde met haar kwetsbaarheid, waardoor hij bang was dat ze bij een eerste aanraking zou breken. Als ik me voorstelde dat hij aan haar dacht, dacht ik de pijn in zijn ogen te zien. Hij had donkere ogen die zijn gezichtsexpressie vertroebelden, de ogen van een denker. Ik herkende ze.

De eerste keer dat ik hem zag stond ik in gedachten verzonken naar buiten te kijken zonder werkelijk te zien. Tot ik voelde dat ik niet alleen was. En daar was hij. Ik kon niet anders dan gefascineerd naar hem kijken. Ik vroeg me af hoe hij was voor hij het meisje ontmoette dat hem verliet. Hij was vast iemand die heel charmant komische verhalen kon vertellen, die je dingen liet vergeten. Een man die ongedwongen je hand vastpakte wanneer je samen over straat liep. In mijn verbeelding zag ik hem voorzichtig naar me lachen. Als ik hem zag staan voelde ik soms het hevige verlangen om bij hem te zijn en hem vast te houden. Om hem te vertellen dat alles goed zou komen en dat hij niet alleen was. Dat ik met mijn handen zijn gebarsten hart kon omvatten en alles beter zou maken.

Vijf maanden nadat hij zonder het te weten mijn leven was binnengestapt, voelde ik dat er iets mis was. Op een woensdagochtend verscheen hij daar. Alles was anders. Hij stond voor het raam, hield zijn handen op zijn heupen. Hij was voor het eerst casual gekleed – een oude sweater, spijkerbroek en sportschoenen – en zijn dikke bruine haar was warrig en uit model. Hij droeg geen horloge en had een rugzak om een schouder. Met zijn donkere ogen met de zware oogleden, onder dat bruine, haast zwarte haar, vond ik hem opnieuw een opvallende verschijning tussen alle andere mannen in mijn herinnering. Hij had een gezicht dat uit een soort triestheid moest worden geschud, maar áls hij dan een keer glimlachte om iets waaraan hij dacht, brak er ook bij mij een glimlach door.

Na die ochtend verscheen hij niet meer. De volgende ochtend ook niet. Na een week keek ik niet meer uit het raam omdat ik wist dat hij er niet zou zijn. Mijn gekwetstheid won het van mijn nieuwsgierigheid. Een jaar later, toen ik niet meer werkte bij het verzekeringskantoor, liep ik langs het appartementencomplex dat ik altijd zag. Waar hij woonde. Ik keek omhoog en zag achter de ramen de vertrouwde fragmenten van levens waarvan ik geen deel uitmaakte. De man van de tiende etage heb ik nooit meer gezien. Ik stel me voor dat hij zijn carrière heeft opgegeven en nu gitarist is van een bekende band. Dat hij meisjes ontmoet die hem inspireren tot het schrijven van liefdesliedjes. Dat hij de ochtenden waarop wij samen in stilte door het glas tuurden al lang en breed vergeten is.

27 november 2010

Verval

De overpeinzing over viel me pas toen ik je nog maar zelden zag. Toen ik mijn dagen vulde met je vergeten. Onbegrijpelijke boeken verslond ik. Schriften schreef ik vol met aantekeningen en citaten die mijn levensritme in een nieuwe vorm moesten gaan gieten. Net als jij wilde ik een allesoverheersende passie voor iets krijgen. Om te vergeten. Ik vergat alles behalve jou. Ik wilde wel op vakantie. Jij begreep niet hoe iemand zo onnozel kon zijn. Hoe kon ik nu in hemelsnaam aan vakantie denken? Je moest werken en studeren! Vakantie dat zat er voorlopig niet in. Over een jaar misschien weer. Ik besloot alleen weg te gaan. Je was te ver van me verwijderd om het sarcasme in mijn stem te horen. Je mompelde verder over wat je nog allemaal moest doen. Ik werd gek van je. De hele dag liep je klagend en vloekend door het huis, opgeslokt in je studie. Niets deugde, iedereen deed alles verkeerd, inclusief ik. Ik deed maar wat en kwam tot de conclusie dat het wel weer over zou gaan. Ik had ongelijk.

Onze chemie zette me ooit in vuur en vlam, maar ik was niet klaar voor een leven dat nog zoveel vragen voor me had. Voor mij is de wereld een grote intellectuele puzzel waarvan de stukken aan elkaar geredeneerd dienen te worden. Jij kunt alleen maar keer op keer jezelf tegen het lijf lopen. Gebeurtenissen passen nooit logisch in elkaar. Jij was het enige dat voor mij ooit logisch leek en dat was nieuw; waar had ik dat aan verdiend? Achteraf gezien speelde ik alleen maar de hoofdrol in een groots opgezet toneelstuk. Jij trok aan de touwtjes.

Iemand vastpinnen op de ontastbare woorden ‘ik hou van je’ is een confronterende ervaring. Het is anders dan het ongrijpbare uitgesproken te horen, waar je het kan weglachen, negeren, wegstoppen, alsof het gebeurde nooit heeft plaatsgevonden en daardoor wordt gereduceerd tot een nietig vierwoordig zinnetje dat elke idioot kan roepen naar welke willekeurige voorbijganger dan ook. Vastgelegd verkrijgt het zwaarte en betekenis en ligt het altijd klaar om het afspelen van opgeslagen beelden te triggeren, keer op keer opnieuw. Alles is relatief geldt niet voor liefde. Hoe weinig je iemand ook kan zien, of je je bevindt in een oorlogssituatie of niet, of je onbereikbaar bent of onhebbelijk of onaantrekkelijk; echte liefde wortelt diep en kan door deze fragmenten niet zomaar worden uitgewist. Pas wanneer er een continu samenspel is van tegenvallende elementen, treedt het verval, vaak langzaam en onomkeerbaar, in.

19 november 2010

Draalmuziek

Rust je eens? Stop met rennen.
Mijn hart wil geen slijtplek maar
jij wilt niet vergeten zijn.

Ik dwing je tot ploffen in het dons.
In mijn web verstrik je en ik wikkel
je in dekens. Blijf je?

Mijn nagels hebben je mannenhuid
beschreven en ik weet niet of ik
boos was of verliefd. Ach.

Als de lucht met grijs mag smijten
mag ik met woorden. Ga liggen
zei ik, of vertrek.

16 november 2010

Gewetenszucht

Ik was in de buurt en ik maakte me zorgen. Jij maakt je zorgen. Ik heb geen idee meer hoe ik je kan helpen, wat ik kan zeggen om het allemaal beter te maken. Iets in je houding maakte dat ik medelijden met je had, dat ik je wilde vasthouden en je zorgen met kalmerende woorden wegwissen. In plaats daarvan verzakte ik in gepeins en kon alleen maar van een afstandje toezien hoe moeilijk je het ermee had. Wie was ik uiteindelijk om te besluiten dat ik degene was die je nodig had? Een liefde die je meesleurt in wanhoop en onzekerheid is het pijnlijkste wat er is. Ik weet nog dat je er die dag plotseling zat, in mijn derde week. Iets in je donkere blik maakte dat er iets warms mijn bloedstroom insijpelde.

Vannacht sliep ik onrustig. Ik schrok wakker uit paniekerige dromen waarin ik oude geliefden niet vond en mezelf kwijtraakte. Mijn handen die jouw gebroken hart omvatten. Versuft duwde ik mezelf overeind en terwijl ik over mijn pijnlijke schouder wreef werd ik me bewust van de impact van de droom. Ik keek opzij en herinnerde me zoals elke ochtend hoe hij daar ooit zat. Zijn schouders licht gebogen, zijn donkere haar in slordige pieken over zijn voorhoofd. Hoe zijn handen gevouwen lagen in zijn schoot, wriemelden aan het laken dat hij tot zijn borst had opgetrokken. Hij zag er die laatste momenten jongensachtig, onschuldig en bijna breekbaar uit. Vertrouwde herinneringen die ik met een glimlach van me af kon zetten. Maar jou zou ik nog vaak tegenkomen.

Straks spraken we elkaar. We stapten vanuit de bedompte ruimte samen de koude winterlucht in. Even overwoog ik nog me om te draaien en te vluchten naar de warme, veilige afstandelijkheid waarin ik me even daarvoor nog bevond. Toch dook ik weg in mijn kraag en kwam in beweging. Een plotselinge windvlaag rukte aan mijn haar, en ik voelde de ijzige wind door mijn kraag naar binnen dringen. Een huivering gleed tergend langzaam over mijn lichaam, maar jij nam hem plots van me weg. Je kalmeerde me terwijl we over indringende onderwerpen spraken die ons allebei raakten. Dat half uurtje was mijn hoofd rustig en ik voelde me wonderbaarlijk op mijn gemak bij iemand die ik niet wezenlijk kende. Jij vertelde mij hoe je relatie zich had verwrongen in een chaotische knoop. Ik vertelde jou hoe ik me de afgelopen jaren had gesneden aan de scherpe randen van de werkelijkheid.

Je hoorde me aan zonder me te veroordelen.
Ik heb je gemist zonder je te kennen.

8 november 2010

Lethargo

Hij droomt in de avond zijn leven nabij
ligt stil, reikt een hand naar de aarde,
voelt de wereld verstild lachend
in zijn gezicht. Slaat het dekbed op.

De kou trekt langs zijn linkerkleineteen via
zijn hele linkerbeen zijn warme donsfort binnen.
Hij denkt aan haar heupen, aan haar hals die hem
vanonder wilde plukken warm toezingt.

Knijpt zijn ogen, zijn herinneringen toe,
wenst te slapen om niet te hoeven dromen.
Morgen een nieuwe dag waarin zijn nimf, zijn
geheime verlangen de kern van zijn wereld is.

7 november 2010

Kleine doodsangst

Marijn zegt dat ik doodga, maar ik geloof hem niet. Dood is iets voor oude mensen, voor hamsters die je niet goed hebt verzorgd en voor zonnebloemen, wanneer de zon weg is. Op de schommel staar ik naar mijn voeten en ik wroet met mijn linkerlaars een beetje in het zand, waar het gras door schommelende kinderen is weggevaagd. Zouden er ook dode mensen onder de speeltuin liggen? Marijn schommelt hard op en neer, ik voel het hout trillen en als hij op het hoogste punt is zie ik hoe hij met zijn ogen naar me rolt. Tegen niemand in het bijzonder praat hij voor zich uit. “Jij gaat dood. Ik ga dood. We gaan allemaal dood. Dat is wat papa zegt. Papa weet alles.” Ik word bang als Marijn zulke dingen zegt. Met mijn nieuwe wanten grijp ik de kettingen van de schommel stevig vast. Ik verlang naar mama die vast al mijn bad heeft laten vollopen. Vanuit mijn ooghoek bekijk ik hoe Marijn nu zo hoog schommelt dat hij bijna over de kop vliegt. Hij brult van het lachen. Ik buk me voorover en als ik me goed vasthoud kan ik, met de stok die ik vond achter de rode brievenbus, in het omgewoelde zand tekeningetjes maken. Naar huis gaan durf ik nog niet. Marijn wil vast weten waarom en dan moet ik vertellen dat ik naar mama ga, dat ze een warm bad voor me heeft gemaakt en me daarna met een zachte handdoek afdroogt, zoals ze dat elke zaterdagavond doet. Marijn heeft geen mama en hij is boos dat ik er wel een heb. Soms ga ik bij hem spelen en dan ben ik altijd een beetje bang. De vloer is vies en toen ik een keer per ongeluk tegen een lege fles schopte kneep Marijn in mijn arm en siste dat ik stil moest zijn omdat zijn papa anders wakker werd. Daarom speel ik niet graag bij Marijn thuis, maar mama zegt dat Marijn het vast fijn vindt omdat ik zijn enige vriendinnetje ben. Daarom ga ik dan toch maar.

Het heeft gevroren vandaag en het is erg koud, zelfs het gras is met een wit laagje bedekt. Ik denk aan Snuffie, mijn hamster die vorige week doodging. Ik had hem nog wel zo goed verzorgd. Mama zegt dat dat soms gebeurt met hamsters, hoeveel je ook van ze houdt. Dat hij gewoon heel veel zin had om lekker lang te gaan slapen. We hebben het oude doosje van mama’s fototoestel versierd en de binnenkant bekleed met watten zodat Snuffie lekker kon liggen. Daarna hebben we hem toegedekt met zand in de achtertuin en papa heeft een stukje op zijn gitaar gespeeld. Ik hoefde maar één traan te huilen en die was omdat ik het jammer vond dat ik niet meer met Snuffie kon spelen. Mama had chocolademelk gemaakt en daarna moest ik naar bed. Ik vond het niet erg, ik had een nieuwe pyama gekregen en die was lekker warm en zacht. Ik vraag me af of de mensen onder het speeltuingras ook lekker zacht en warm liggen.

Marijn zet zich nog één keer af en landt met een luide plof op de aarde. Soms wou ik dat ik zoals Marijn was. Hij weet niet dat hij anders is dan andere kinderen en ik ben de enige die ziet dat dat wel zo is. Dat ík anders ben weet iedereen. Ik weet dat ook, al mijn hele leven. Ik hou van gele kanaries die niet fluiten, van zitten op nat gras, van meisjes in zwierige, gestipte rokken. Ik hou van het tellen van echo’s in trappenhuizen, het bewaren van waterrimpels in glazen potjes op de plank boven mijn bed. Op straat kijk ik vaak achterom als ik iemand voorbij ben gelopen, zodat ik net iets meer van iemand zie dan mama, die naast me loopt en alleen denkt aan boodschappen. Vorige week hield ik ook nog van mijn dikke lievelingstrui met de hoge kraag, vooral als die kriebelde onder mijn kin. Nu, zittend op de schommel, kruip ik diep weg in de kraag, nog steeds ruikt hij naar waspoeder en voelt naar zacht. Maar de kriebel voelt nu net zoals Snuffie dat deed met zijn kleine klauwtjes op mijn hand en de kleine pluisjes aan mijn neus als ik het beestje met mijn wang aaide. Met Snuffie zou ik, later als ik groot was, samen de wereld ontdekken. In een hoek van mijn kamer staat mijn gele rugzak altijd ingepakt. Ik kijk er niet meer naar. In het voorvakje zitten nog de zonnebloempitten die nu voor niemand zijn.

Ik denk dat ik dus best weet hoe Marijn zich voelt. We praten er nooit over want verdriet hebben is niet stoer, zegt hij dan. Maar ik zie hoe hij kijkt naar de hand van mama als ze me bij de speeltuin komt halen. En hoe hij zijn armen naast zich laat bungelen terwijl hij ons tot het eind van de straat nakijkt. Over mijn schouder staar ik terug en zie hoe hij zich plotseling omdraait en hard wegrent, de hoek om. Alleen ik weet dat hij vanavond, met zijn hoofd onder zijn dekbed, de minuten telt. Zijn ogen sluiten durft hij niet. Zijn moeder deed de hare immers nooit meer open.

6 november 2010

Ten Thousand Bars

So why is it always me that has to listen
You’re always on transmit, you don’t receive
If your lips stop moving for a second
oh maybe I’d kiss them
And if they don’t stop moving soon
I’m gonna leave

Because I’ve done a million miles in cars
To play ten thousand bars
And there was no one there
That didn’t know much more than me
Sometimes you get sick on your own
And sometimes you get bad news from home
And then you give yourself
To those that want to save

And you think that you’ve a right to an opinion
When all you do is say the same old thing
Like maybe you should be more like Stealers Wheel
Or maybe Jose Feliciano
You can do that whole blind and ugly thing

And you think I’m gonna sit there in your office
And it’s my opinion, you are making a mistake
If you think that you could understand in an instance
It takes some people, laughter to create

So roll up, roll up
Come up and take a look
He sings like Stephen Hawking
And he’ll play like Captain Hook
He used to smoke too
And he’ll swear too much
And usually he’ll complain
He must be insane

Because I’ve done a million miles in cars
To play ten thousand bars
And there was no one there
That didn’t know much more than me
Sometimes you get sick on your own
And sometimes you get bad news from home
But there’s no one I know that’s luckier than me

Ezio

5 november 2010

Like Byron in his letters

Venetië, 17 mei 1819

Allerliefste, ik ben nalatig geweest in het schrijven, maar wat kan ik aanvoeren. Drie jaar afwezigheid en een totale verandering van atmosfeer en gewoontes maken zo'n groot verschil dat we nu niets meer gemeen hebben dan alleen onze genegenheid.

Toch heb ik zonder aflaten de volmaakte en grenzeloze genegenheid gevoeld die me aan je bond en bindt en die ware liefde voor enig ander menselijk wezen volslagen onmogelijk maakt, wat zouden ze voor me kunnen betekenen na jou? Ik kan nooit anders worden dan dat ik was, en als ik iets liefheb komt dat omdat het me op een of andere manier aan jou herinnert. Het breekt mijn hart als ik bedenk hoelang we al van elkaar gescheiden zijn, wat meer dan straf genoeg is voor al onze zonden. Dante is nog menselijker in zijn 'Hel' want hij zet zijn onfortuinlijke gelieven (Francesca van Rimini & Paolo wier geval verre bij dat van ons achterbleef, maar toch behoorlijk ondeugend was) samen, en hoewel ze lijden doen ze dat tenminste in elkanders nabijheid. Als ik ooit terugkeer naar Engeland is het om jou te zien en vergeet niet dat ik te allen tijde en overal in gevoel wezenlijk tegenover jou dezelfde ben gebleven. Omstandigheden hebben mijn gedrag mogelijk wat grover gemaakt en mijn geest gehard, je hebt vast wel eens meegemaakt dat ik fel en ongeduldig reageerde op alles en iedereen om me heen; dat ik gegriefd en gekweld was door je nieuwe voornemen, en te meer na vervolging door die infame demon die mij uit mijn Land heeft verdreven en heeft samengezworen tegen mijn leven, door te pogen mij te beroven van alles dat het kostbaar wist te maken, maar vergeet je niet dat zelfs toen jij de enige bent geweest om wie ik tranen heb vergoten? En wat voor tranen! Herinner jij je ons afscheid? Ik ben nu niet in de stemming om je over andere onderwerpen te schrijven. Ik ben gezond en heb geen grond voor verdriet dan alleen de gedachte dat we niet bij elkaar zijn. Als je me schrijft spreek dan over jezelf en zeg dat je van me houdt, ik taal niet naar gewone mensen en het gesprek van de dag, die voor mij in generlei opzicht belangwekkend zijn omdat ik in Engeland alleen het land zie waar jij verblijft, en er omheen slechts de zee die ons scheidt.

Het heet dat afstand lichte gevoelens doodt en diepe gevoelens bevestigt. Helaas! De mijne voor jou zijn een samensmelting van alle hartstochten en alle gevoelens. En hebben zich versterkt, maar zullen mijn ondergang worden. Ik spreek niet van lichamelijke ondergang, want ik heb en kan veel doorstaan, maar van het tenietgaan van alle gedachten gevoelens en hoop, die niet meer of minder verband houden met jou en onze herinneringen.

Lieve, altijd de jouwe

Lord Byron

21 oktober 2010

The Third Childhood

Een break-up dooft uit zoals oorlogen uitdoven. Eerst zijn het vette koppen op de voorpagina, daarna iets minder vette koppen, dan komt het op pagina negen, vervolgens nog onder gemengd nieuws, en dan is de oorlog plotseling uit het nieuws verdwenen. Alsof de oorlog niet meer bestaat, alsof die oorlog er nooit geweest is.

Op een dag ging ik niet meer langs de plekken waar we samen gelukkig waren geweest. Ik raakte niet meer in tranen, ik dacht niet meer aan wat we hadden meegemaakt. Ik genoot van de aandacht die ik weer kreeg, waar ik volkomen legaal van mocht genieten. Blikken, een hand die op een arm werd gelegd, een mooi ingepakt cadeautje dat op een warme zaterdagmiddag in mijn rugzak werd gestopt. Een hand door mijn haar, even, als niemand het zag. Soms, als hij 's ochtends koffie staat te maken en ik naar hem kijk, krijg ik het warm vanbinnen. Het fijne van een minnaar is dat hij zijn gevoelens niet laat blijken, als hij al iets voelt. Af en toe voel ik over de situatie waarin ik dan vastzit wel een lichte spijt, dat ik niet in wezen kan bijdragen aan zijn geluk. Maar zoals dat gaat met spijt, spijt beklijft niet. Spijt is een zeef waar alles doorheen sijpelt.

Ik wil het leven dat ik de laatste vijf jaar heb geleefd verlaten, zoals je een vakantieplaats verlaat waar je al te vaak bent geweest, maar ik weet niet hoe. Mijn leven is gaan lijken op een dorp aan zee, geen onaardig dorp, maar ik heb iedere straattegel bestudeerd en elke duin ontelbare keren beklommen. Natuurlijk heb ik dat dorp zelf gecreëerd, maar dat maakt de wens het te verlaten niet minder relevant.

De laatste weken had ik een rendez-vous met het leven. Leefgenoten ontmoeten die ruiken naar roken, drinken en slapen. Niet vies. Menselijk, eigenlijk. Geluk wordt tegenwoordige tijd en geluk dat tegenwoordige tijd is geworden is angstaanjagend geluk, geluk in de verleden tijd of in de toekomende tijd is stukken draaglijker. Alles staat of valt met herkenbaarheid. Mensen willen zien wat ze allang weten, maar op zo'n manier dat het lijkt alsof ze het voor de eerste keer horen, dan is iedereen tevreden. Maar mijn moed was begrensd. Mijn moed paste in een luchtpostenveloppe. Daarin heb ik hem ook gestopt en op de post gedaan. Pas recentelijk kwam hij retour afzender.

(Met dank aan Grünberg)

20 oktober 2010

P.

Hij leek zo onschendbaar. Dat is wat me in hem trof toen ik hem voor het eerst in de ogen keek. Alsof niemand hem wat kon maken, dat niemand kon doordringen in dat pantser rond zijn wereld. Een doolhof waarvan alleen de weg naar de uitgang bekend was. Ik moest werken voor zijn aandacht maar hield van de streling van zijn vingers wanneer het me gelukt was. Hij gaf zich aan mij en ik stootte hem af toen het zover was dat hij de mijne wilde worden. Hij kwam te snel te dichtbij en ik kroop angstig terug in mijn schulp, waar ik jaren geleden zo moeizaam uit tevoorschijn was gekomen. Mijn vertrouwen was verpletterd, kapotgegooid door iemand die ik het vol overgave in handen had gegeven. Daardoor wrong ik me los uit zijn omhelzingen. Daardoor negeerde ik het feit dat ik me voelde alsof er bliksemschichten door mijn aderen raasden wanneer hij mijn hand pakte. Ik werd opgeslokt door een relatie die als veilige haven fungeerde, waardoor ik tegelijk werd losgescheurd van iemand die me dierbaarder was dan ik ooit had durven vermoeden. Het voelde destijds als een opluchting, maar het gemis knaagde jarenlang aan mijn hart. Mijn vingertoppen konden het patroon van zijn huid niet vergeten.

Al die tijd volgde ik op afstand zijn doen en laten, zijn geluk en zijn tegenslagen, maar ik wist me te bedwingen op momenten dat het me teveel dreigde te worden. Zijn vrienden hielden me uit alle macht in toom en probeerden de angel uit de wond te verwijderen. Het mocht niet baten. Ik begaf me op glad ijs en zocht toenadering. Zijn leven enkel aanschouwen vanaf de zijlijn was geen optie meer; ik wilde vechten voor een plek in zijn leven en kon alleen maar hopen dat hij mij op den duur zou toelaten, zou vergeven voor dingen die ooit onvergeeflijk leken. Waarschijnlijk heeft hij nooit over zijn schouder gekeken, niet dezelfde betekenis toegekend aan onze tijd samen of aan mijn rol in zijn wereld. Dat maakt dat mijn smachten in wezen zinloos is en toch kan ik me er niet zonder meer bij neerleggen. Hij speelt een grotere rol in het geheel dan hij door wil hebben.

" The windows in their glamour
Spoke words of gold when we listened
To the divine impotence of music

Or, listening to the sound of nothing
The diffuse river between me and you
Tales were heard from the magical
Castles of our soul’s music
Played on a spiritual spinet
Before the endless fire of perseverance "

(Hans Lodeizen - Het Innerlijk Behang)

18 oktober 2010

Rest of Days

Terwijl ik leefde en droomde van
onbekende mensen, onontdekte werelden
lag jij schijnbaar hulpeloos gestrekt
te overwinteren in parelwitte bedden
met dat nieuwe spoor van leed over je lijf.

Met mijn vingers volg ik uiterst geconcentreerd
je nieuwe huid, met mijn geest je nieuwe wezen.
Ik ken je nu; ik ben er, ik ben er voor je.
Kalmerend verwarm ik je oude wond en
trek een langgerekt spoor van kusjes over je buik.

15 oktober 2010

Hemelse Modder

Vanmorgen heb ik je begraven. Ik groef een kuil
en heb je met zand toegedekt. Tussen alle andere
onontdekte schatten lag je daar, ik wist dat je sliep
want je zuchtte niet. Je schreeuwde niet.

Met mijn regenlaarzen, die roze, die je zo haatte,
stampte ik de aarde aan. Het regende en de modder
spatte hoog op, ik proefde het zand op mijn lippen
en bedacht dat jij nu ook zo smaken zou.

Ik schrijf je naam met mijn vinger en onderstreep het
met een spoor van schelpen. Je naam brul ik als laatste
groet tegen de wind en lachend werp ik je een kushand toe.
Mijn jas wappert rond mijn benen. De regen raakt me niet meer.

9 oktober 2010

Mooie dag voor poëzie

Mooie dag voor poëzie, dacht ik.
Ik keek naar je terwijl je opgerold
op de bank lag, een wilde haardos
en een half oog was al dat ik ontwaarde.

Zachtjes zong ik de gordijnen open.
Het licht streelde je wimpers en plots
keek ik in dezelfde glans die mij betoverde
de vorige avond. Daar lag je nu.

De deken te kort, het kussen te klein.
Maar je sprak niet van kou of spijt of
duizend redenen om te vertrekken;
wriemelende tenen in het tapijt.

4 oktober 2010

Engel voor een nacht

Toen jij je ogen opsloeg vanmorgen
je scherpe blik me wakker sneed
staarde ik, verward nog, in alle zorgen
die je blik me uit de doeken deed

Je sloeg de dekens open, zuchtend
en vluchtig kroop ik in je hart
niet eens de werkelijkheid ontvluchtend
maar liever samen dan apart

29 september 2010

Over zekerheid

Ik voel me als iemand met een rol in het leven, zoekende naar een andere, nieuwe rol, maar die door onzichtbare machten geketend blijft aan oude patronen. Duizend denkbeelden leveren geen enkele krachtstoename op om oude kettingen te breken. Dat blijkt ook uit de relaties waarin ik verzeild raakte. Ik ben, na al die pogingen, nog steeds in de verste verte niet in staat om in te schatten wat er omgaat in het hoofd van een man. Niet dat mannen zelf weten wat er omgaat in hun hersenen. Het is één ding om de gedachten van een man te moeten lezen, maar het is iets heel anders om ze aan hem voor te moeten lezen. Voor mannen is het feit dat de relatie bestaat voldoende teken van betrokkenheid. Als in dit voorbeeld het plannen van een bruiloft aan de man werd overgelaten, regelden ze de hele toestand als ze wakker werden en stonden ze te laat bij de verkeerde kerk in een boxershort van de vorige dag.

Maar in ditzelfde voorbeeld weet ook ik het eigenlijk niet zo goed. Wat nu? Ik ben echt geen instabiele gek die zich van kant wenst te maken, daar ben ik tot depressie aan toe te gelukkig voor momenteel. Dat verdomde optimisme ook altijd, het is bijna misselijkmakend. Eerlijk gezegd ben ik zelfs te lui om ’s avonds in bed gaan liggen piekeren, maar zelfs dat zou op het bot genomen in principe net zo goed pure overlevingsdrang kunnen zijn. Slapen omdat het nou eenmaal makkelijk is, en zo hoort. Omdat me dat zo is aangeleerd.

Mijn geest wordt beheerst door meer van deze idee-fixen en boekenwijsheden. Ik laat me leiden door een mozaïek van waarden en normen, die ik al volgde voor ik er erg in had. Gewoonten, emoties en onbewuste beweegpatronen bepalen voor het leeuwendeel wat ik doe. Tot voor kort had ik zelfs geen notie wat ik wilde of zelfs wat wil inhoudt. Jaloers blikte ik om me heen en zag tevreden lachende familie, collega’s en vrienden, met een duidelijk doel voor ogen en met mooie zingeving. De manier waarop ze staan voor hun belang en in staat zijn om idealen en principes soms los te laten zodat andere eigenschappen en interesses zich kunnen ontwikkelen, confronteerde mij met mijn eigen ongerichte situatie. Van lieverlee ben ik op zoek gegaan naar redenen waarom ik zoiets ogenschijnlijk simpels als ‘weten wat je wilt’ niet beheers. Uiteraard heb ik wel antwoorden gevonden, maar iedereen vindt zijn eigen antwoorden. Wat is het waard als een antwoord alleen in je eigen straatje past? Mijn besluiteloosheid wordt er slechts door aangewakkerd. Dan is het vreemd dat ik nu te boek sta alsof ik dingen zeker weet. Althans, ik weet feiten van dwalingen te scheiden, ik weet wanneer dingen gekleurd zijn door persoonlijke belangen en verlangens, maar kom daarmee niet verder dan ontkenningen van het ware weten.

Ik denk daarom dat ik niet verstandig ben. Ik heb mezelf alweer behoorlijk klemgeleefd en moet wederom mezelf ontkennen. Dat is mijn lot, want ik zie blijkbaar altijd waarheid in tegenstrijdige standpunten. Bescheidenheid siert, zegt men, en ik walg er ook van als iemand met zelftevredenheid zijn prestaties (veel) te vaak opsomt. Er valt voor mij weinig te genieten als iemand aanbelt en meedeelt dat alles anders is, dat ik fout denk en zegt dat hij de oplossing heeft voor problemen waar ik misschien nog nooit van gehoord heb. Maar hoever moet je deze bescheidenheid laten doorslaan? Ik heb in ieder geval geen idee.

25 september 2010

Vandaag

Vandaag
de verliefdheid
van repliek gediend
gezegd
waar het op staat

Geen gedonder
geen verwarring
geen hemel beloven
en nooit meer iets
van iemand maken
wat zij niet is

Alles stap voor stap
traag
eerst moeten de handen
elkaar maar leren kennen

Het is genoeg geweest
van nu af aan
heeft de liefde
zich te gedragen
zoniet
dan volgen er sancties
afstand
eenzaamheid
cynisme
en marsmuziek

Het is genoeg geweest
zei ik
en de verliefdheid keek me aan
gevaarlijk
aandoenlijk


Stef Bos, Gebroken Zinnen

22 september 2010

Ik (en ik)

Ik, de bij gebrek aan beter
dan maar mezelf zijnde: een soort
De Slegte voor tweedehandse
onverkochte emoties,

ik kwam jou tegen, je was zo lief
voor mijn melancholie, dat soort
reuma van het gevoelsleven,
maar als ik het warmhield,
bijvoorbeeld in jouw armen,
viel het best te harden.

Eigenlijk pasten we zo mooi bij elkaar
dat ik sinds je weggaan een derde
ben geworden.
Ik herinner me na twee jaar nauwelijks wie het is
die jou mist.

Herman de Coninck

21 september 2010

Over en sluiten

Het oudste en ondoorgrondelijkste verschijnsel van alle dat de muzen doet ontwaken, is onbevattelijk. Hoeveel noten mensen ook op hun zang hebben: toont het zich dan is het alsof een onweerstaanbare macht hen overvalt. O zeker: blikken zij later terug op de overval die hen tezamen smeedde, dan roepen zij des te harder dat alles uit henzelf kwam en weten zij vele tot dan toe onopgehelderd gebleven motieven te verklaren. Toch blijven ze in hun stakkerigheid onzeker of er toch niet 'iets van buiten' was waardoor het kwam, zo groot was het. Misschien zijn ze nu, uit elkaar alweer, gelukkiger dan 'toen', misschien ook niet. En wij, hun vrienden, wij hopen dat althans voor hen, wanneer we terugdenken aan toen we voor het eerst merkten dat het al minder ging met ze. Maar blikken de ex-geliefden zélf terug, dan is het naar dat eerste begin waar hun vrienden niet bij waren, en dán beseffen ze dat aan latere 'overvallen' de glans van die eerste, onbevattelijke keer ontbreekt. Een 'eerste liefde' is er niks bij.

Wouter van Oorschot, Verkleed als mens

12 september 2010

Zonder titel

Hoe scherper ik de beelden voor me zie, hoe meer het zich opdringt: dit kan niet waar zijn. Dat mag niet. Je maakt je van elkaar los, je bent weer eenzame figuren in het landschap. Hoe kun je dit punt beleefd hebben en daarna je leven weer hervatten? Is het de bedoeling om nog te janken en te schreeuwen? Hoe gaat het er ook alweer aan toe, het dagelijks leven? Moet ik elke dag acht uur werken? Kan ik in het weekend naar mijn vader? Voer je gesprekken? Ga je roken? Moet ik post ontvangen of versturen? Is er nog voedsel in huis? Moet ik hulp zoeken? Ik zou het willen uitschreeuwen, het leven drukt te zwaar. De telefoon gaat. Nee dank je, alles is in orde. Terug moet ik, naar de werkelijkheid van alledag. Ik ben er nog niet klaar voor. Het zal allemaal nog wel een tijdje doorzeuren. Ik ga op het grote lege bed liggen. ‘Die Sander,’ zei ik, tegen niemand in het bijzonder, ‘wat een mens eigenlijk.’ Het kostte me heel even moeite om niet te lachen.

De eerste uren vielen mee. Ik bekeek alle hoeken van het huis waarin we samen woonden, probeerde de zinnen te herinneren die hij op de verschillende plekken had gezegd. Belandde uiteindelijk bij het bed waar ik weer tranen liet omdat ik nu meer dan ooit wilde dat hij naast me lag. Op het bed zag ik hem voor me zoals hij er in de ochtend uitzag. Zijn vertrouwde postuur, zijn verwilderde haardos, zijn ogen nog moe. Maar na die eerste, melancholieke uren verdween de rust. Ik werd overvallen door een wanhopig makend verdriet en raakte in paniek zoals een kind dat zijn moeder kwijt is op het drukke strand.

Duizend redenen om verliefd te worden veranderen in duizend redenen om uit elkaar te gaan. De wereld kan soms rare kleuren krijgen. De eerste ochtend alleen doe ik mijn ogen open en weer dicht. Het is er weer. Een sudderende pijn die zich schuilhoudt in mijn borstkas en zich langzaam richting mijn hoofd verplaatst. Pijngolven werpen zich omhoog en doven traag, maar voordat het dode punt bereikt wordt, is er alweer een nieuwe nietsontziende stuwing op komst. Ik probeer me op de meest simpele dingen te concentreren. De eerste regels van een gedicht, het verspringen van de klok onderin mijn beeldscherm, desnoods het eindeloos herhalen van hetzelfde woord. Zodra ik ook maar even aan de vorige middag denk, begint het in mijn hoofd weer te stampen en te steken. Als ik mijn ogen sluit wil ik het liefst brullen van ellende.

Dit is het moment waarop de recovery begint. Ik realiseer me dat hij echt weg is en dat het een heel leven zal duren om eroverheen te komen. We zijn nu exact 24 uur verder sinds hij me ook lijfelijk verliet. De uren schuiven voorbij en ik doe er niets mee.

Ik ben moe, ik heb vandaag
je borst tien keer
niet aangeraakt, lieve woorden
niet gezegd, gedacht aan je nagels
in mijn rug die een eeuwigheid achter
mij ligt en waaruit ik vanmorgen
ben opgestaan als uit een bed.

Ik geloof niet dat ik het kan:
niet van je houden. Drinken
en je niet kunnen vergeten,
dat kan ik. En iedere dag een beetje
sterven, zodat het tenslotte slechts
een koud kunstje wordt.

Herman de Coninck, zonder titel

9 september 2010

Verlaat

Je hart klopte warm in
mijn aderen, mijn lijf
werd koud toen het me verliet
mijn hoofd droop leeg op
het kussen waarover
jouw adem vannacht nog streek

Ik droom van de dagen
dat jij nog bij me leek

2 september 2010

Take it from me

What can I compare you to, a favorite pair of shoes?
Maybe my bright red boots if they had wings
Funny how we animate colorful objects saved
Funny how it's hard to take a love with no sting

But come on take it, come on take it, take it from me
But come on take it, come on take it, take it from me (we`ve got a good life)

What can I compare you to, a window the sun shines through?
Maybe the silver moon, a smile rising
The magic of the fading day, satellites on parade
A toast to the plans we've made to live like kings.

I lose my breath despite the air
When the rain falls down I give in to despair
Pink magnolia in winter she doesn't care
if you don't show up to have another cup.

What can I compare you to, when everything looks like you?
I get a bit confused with every Spring
Flowers that bloom your eyes, hummingbirds side by side
My heart won't stay entirely in this rib caging

The Weepies

28 augustus 2010

Ontwrichte dobbering

Na enkele confrontaties ontdekte ik dat er in mijn emotionele circuit soms kortsluiting ontstaat. Te vaak word ik ontroerd door reclamespotjes op de tv. Als het gaat onweren raak ik over mijn toeren. Ik stotter soms zonder aanleiding. Als ik niet kan parkeren word ik moordlustig, en mijn favoriete bezigheid is slapen. Ook presteer ik het weleens om te gaan lachen als er ernstige of verdrietige onderwerpen worden aangesneden. Ik begin te lachen en te giechelen en het scheelt weinig of ik sla mezelf op de knieën. Tegelijkertijd ontgaat me vaak de humor van werkelijk grappige dingen.

Het kon niet anders dan dat ik zou opgroeien tot een emotioneel ontwricht persoon. Mijn ouders waren mensen die al jaren niet meer van elkaar hielden maar toch bij elkaar bleven. Het paradoxale is echter dat de boel pas echt escaleerde op het moment dat ze besloten ieder hun eigen pad te gaan. Niet omdat ze werkelijk een diepe haat jegens elkaar koesterden, maar omdat de hervonden eenzaamheid een beangstigende uitwerking had, een gevoel van machteloosheid opwekte zelfs. Op momenten dat je plotseling in het diepe wordt gegooid is het even spartelen en je nieuwe weg zoeken. Tijd speelt daar een cruciale rol in. De ene redt het niet en verdrinkt, terwijl de ander op den duur leert zwemmen. Schoonzwemmen zelfs. En op den duur: reddingszwemmen. Collegamensen helpen die met hetzelfde probleem rondzeulen. Watertrappelen met jarenlange ellende op je rug. Dat wens je niemand toe.

Natuurlijk had ik mijn ouders toentertijd een fijnere kennismaking met het fenomeen relaties toegewenst maar wie ben jij als kind om te bepalen wat goed voor je ouders -en daarmee voor jou- is? Als kind is het gelukkig vaak wel mogelijk om je schaamteloos te onttrekken aan de rauwe emoties om je heen, door snel in je bak lego te duiken of op straat buskruit te gaan spelen. Later in mijn leven, zo tegen de puberteit, ervaarde ik dat het lastiger werd om me overal buiten te houden. Ik had me immers zojuist afgekeerd van de maatschappij en hoefde me dus ook niet meer aan de algemeen geldende normen te houden als het aankwam op bemoeienis met externe zaken. Ware het niet dat ik me rond dat moment ook begon te verdiepen in grote wijsgeren en aan de hand daarvan mijn eigen afgodsbeeld probeerde te scheppen.

Het ergste wat je kan overkomen is geen doel in het leven te hebben, om niets te zijn. Dat had ik ergens gelezen. Mijn bron van wijsheid bestond uit boeken. Mijn ouders zwegen of schreeuwden voornamelijk en mijn docenten twijfelden aan alles, behalve de man die klassieke talen gaf. Hij meende dat Aristoteles overal een antwoord op had. Ik had al besloten dat ik lang niet overal een antwoord op wilde en bovendien, zou ik nu in het wilde weg een doel moeten gaan verzinnen om na te streven? Mijn afstand van de maatschappij had ik al gedaan en het idee dat ik mijn leven zou gaan inrichten aan de hand van een zelf tot leven gewekte fantasie was weinig aanlokkelijk. Dus leefde ik mijn leven zonder daadwerkelijk doelen te stellen en dat bevalt me tot op de dag van vandaag eigenlijk prima, ware het niet dat mijn emoties ook relatief ongecontroleerd hun gang kunnen gaan.

Zelf heb ik het gevoel dat het allemaal niet zo zwart-wit ligt. Dat ik inmiddels behoorlijk heb leren dobberen zonder zwembandjes en dat dat over het algemeen best bevredigend is. Maar je komt er niet bepaald mee vooruit. Laat staan dat je iemand op sleeptouw kunt nemen. Dingen zijn zoals ze zijn en ze bewegen niet overwegend richting het goede of het slechte. Daarmee kan ik mezelf prima redden in tijden van rumoer en ophef. Sommige mensen zijn niet zo. Die kunnen niet tevreden zijn met tevreden zijn en zijn continu op zoek naar de uitersten in het leven. Jagen naar momenten van extreem geluk maar ook een depressie herkennen. Een stabiele basis bestaat in die gevallen niet. Het leven hangt samen van hoogte- en dieptepunten en het grijze gebied wordt omzeild; dat is immers niet bevredigend genoeg. Ieder heeft natuurlijk het recht om zijn leven in te delen zoals hij dat wil, maar in de praktijk blijken beide opvattingen van leven niet te werken.

Feitelijk moet je natuurlijk gewoon doen waar je gelukkig van wordt en in geval van een relatie: waar jullie allebei gelukkig van worden. Dat kan even zoeken zijn naar een geschikte dynamiek, zeker als die geregeld verschuift, maar uiteindelijk maakt het welke inspanning dan ook wél waard. Dat je allebei voldoende vrijheid hebt om te zijn wie je bent maar binnen de relatie ook een twee-eenheid kan en blijft vormen. Hoewel het lastig kan zijn vergt dat wel investering van allebei – en tegemoetkomen aan wensen en behoeften van de ander, ook al begrijp je ze niet.

13 augustus 2010

Eenzaamheid

Nooit heb ik begrepen waarom er aan het woord eenzaamheid zo’n negatieve connotatie kleeft. De Dikke Van Dale omschrijft eenzaamheid als ‘alleen, zonder gezelschap zijn’, een op het eerste oog relatief droge omschrijving voor een eigenschap die in de kern van iemands wezen zit ingebakken. Nader beschouwd is de definitie die mijnheer Van Dale hanteert ook niet eens geheel juist. Als geen ander weet ik dat je je zelfs temidden van de grootste groep spontane, feestvierende, positieve mensen die je je kunt bedenken, volslagen eenzaam kunt voelen. Een gevoel dat me in mijn jongste herinneringen al vertrouwd voorkomt en wat me nu mijn leeftijd opklimt steeds vaker treft. Hoe meer ik om me heen kijk, hoe meer ik word bevangen door een alleen-op-de-wereld gevoel dat zich vervolgens ook maar moeilijk weer laat wegredeneren. En het gekke is, het staat me niet tegen. Grondige observatie van mezelf leert dat ik op eenzame momenten snel kalmeer, rust vind, de meest weloverwogen beslissingen neem, op mijn creatiefst ben en bovendien, geheel paradoxaal, weer de kracht vind om verslapte vriendschapsbanden aan te halen; een oerinstinct dat in mijn geval enkel wordt getriggerd op momenten dat sociale isolatie vanachter een hoekje op me staat te loeren. Het hebben van vriendschappen komt mij soms meer voor als nood dan als deugd, hoewel ik toch ook behoorlijk wat plezierige momenten beleef in het gezelschap van mensen die mij nabij zijn. Simpel gesteld zou ik het niemand van hen toelaten al te veel vreugde en plezier te storten in het ravijn dat mijn ziel heet; ik ben nu eenmaal van nature geen vrolijk mens. Daar moet je mensen niet teveel mee lastigvallen, de maatschappij is immers niet ingericht op treurig-melancholieke mensen.

Ik weet nog dat ik op een lenteachtige dag, een waterig zonnetje scheen en de wolken renden door de hemel, tijdens mijn elfde levensjaar ontdekte dat de maatschappij niet aan mij besteed was. Het besef voelde voor mij als een druppel water die onverwachts van het plafond in je nek belandt, of als een door een vergrootglas versterkte zonnestraal die een mier in een fractie van een seconde tot as verpulvert. Niet wetend dat het je al die tijd boven het hoofd heeft gehangen, en toch voor omstanders niet zo indrukwekkend als je zou denken. Een enkeling lacht je uit, iemand kijkt verwonderd op, maar de meeste mensen halen vermoeid hun schouders op en gaan door met hun levens. Slechts eenmaal, een aantal weken nadat ik besloot de wereld te vergeten, kreeg een leraar lucht van mijn onvoorziene keuze, toen ik voor de tiende maal op rij een donker hoekje op het drukke schoolplein opzocht om me te onttrekken aan de rauwe kinderemoties en me verdiepte in het zoveelste enorme boek dat ik onafgebroken met me meesleepte. De stempel van autisme hing al klaar in de aanslag boven mijn persoonsdocument toen ik plotseling aan de schoolarts meedeelde dat ik best wilde meedoen met de spellen op het plein, maar dat ik de toegevoegde waarde van het omgaan met kinderen die de hele dag praatten over Mickey Mouse en de inhoud van hun broodtrommel, niet zag. Of iemand me dat uit kon leggen. De schoolarts moest lachen en stuurde me na een aai over mijn bol weer terug naar mijn klaslokaal. Het was de eerste keer dat iemand bevestigde dat ik anders was dan de anderen, en de laatste keer dat dat niet schoorvoetend werd geaccepteerd.

Functioneren binnen de maatschappij betekent voor mij niet meer dan dat je de snelste weg naar je graf gevonden hebt. Werken op dezelfde plek doe ik dan ook nooit meer dan een aantal maanden op zijn hoogst, en enkel om het feit dat als ik dan toch moet leven, ik dat graag in weelde doe. Dingen waar ik niet van weet, mis ik in mijn eenzame wezen ook niet. Verwachtingsvolle mensen zijn nooit eenzaam omdat ze altijd op zoek zijn naar dingen die ze vullen van geluk. Maar als je in een donkere hoek van de kamer staat, moet je geen plattegrond van de stad willen tekenen. Sander is wat dat betreft mijn absolute tegenpool. Hij is onrustig, zoekt iets wat op deze wereld onvindbaar is. Uiteindelijk is iedereen voor hem een vreemde, daarom kan hij nergens lang blijven, daarom moet hij steeds weer verder. Anderen moeten in hem wel een ongeleid projectiel zien dat boven Tilburg zweeft, onberekenbaar en gevaarlijk voor iedereen die te dichtbij komt, omdat ongeleide projectielen nu eenmaal onberekenbaar zijn. En gevaarlijk. Maar wie wil niet minstens één keer in zijn leven door een ongeleid projectiel worden getroffen, wie wil niet slagen waar anderen falen, wie wil niet overwinnen waar anderen voor altijd verslagen zijn?

Geluk vind ik een teleurstellende aangelegenheid. Geluk heeft mensen meer deceptie te bieden dan eenzaamheid en toch is deze laatste degene die als negatief wordt aangemerkt, zelfs wanneer ze gepaard voorkomen zoals in mijn geval. Ik heb me verzoend met mijn eigen afwezigheid en op de daaruit voortkomende tevredenheid kan ik nog wel even teren. Wij menen met zijn allen recht te hebben op liefde, zoals de lezers van een thriller geloven recht te hebben op een bevredigend einde. Wie vindt dat zijn rechten zijn aangetast zal de liefde uit haar spelonk sleuren, desnoods met geweld. Liefde als een schoonheid die je op straat tegen het lijf loopt of meesleept uit de kroeg. Maar schoonheid heeft de eigenschap te verwelken, er kan geen bondgenootschap op worden gebouwd, wij zien haar vergaan terwijl we naar haar kijken. Niet in de laatste plaats omdat schoonheid zo verschrikkelijk snel went. Om te genieten van een ander mens, op zichzelf voor mij al een zeldzaamheid, heb je kunstgrepen nodig en illusies die sneller vervelen dan een goedgeschreven roman. Ik wentel me graag in mijn eenzaamheid zoals een hond door de modder rolt. Daar is niets negatiefs aan. Dat betekent genieten van het leven, precies zoals het je komt aanwaaien.

26 juli 2010

Hertweeïging

Over straat zwalkend door de regen
uitgeblust zijn ogen nat zijn haar in pieken
en dalen over zijn voorhoofd gefronst
maar vastberaden met mijn huis als doel
vol slaap en welkom warmgekust
vertrokken in vredige werelden.

Hij klampt mijn hand in zijn schoot al
slapend lig ik stil verstijfd in zijn grijze
lege dromen terwijl de mijne zacht
ons donsfort kleuren staar ik weer in zijn
gesloten blik en lig ik wakker als ik waak
over restanten na een onweersbui.

21 juli 2010

Going South

‘Geknakt, maar kan nog prima bloeien in een vaas,’ sprak hij altijd kalmerend als ik weer eens gebukt ging onder mijn aureool van triestheid. Grinnikend klauterde ik dan overeind, zuchtte nog eenmaal en verplaatste mijn gewicht naar de rand van het bed waar hij voorzichtig tevreden een blik opzij wierp. We konden daar uren zitten, wriemelend met vingers en wiebelend op de houten bedrand, terwijl de afstand tussen onze lijven steeds tastbaarder werd. Soms lagen we plat op het matras, mijn hoofd naast zijn voeten en andersom, terwijl we elkaar mooie verhalen vertelden die altijd triest eindigden. Ik bedacht op die momenten dat als ik mijn knie maar een fractie zou buigen, hij zou rusten tegen zijn arm, een bruggetje zou slaan over de altijd aanwezige afstand die we zo zorgvuldig in stand hielden. Maar ik wist zeker dat hij zou terugschrikken en zijn arm zou verplaatsen zodat we de situatie zoals die bestond niet verwarrend zouden maken. Daarom bleef ik gestrekt liggen en staarde ik naar de figuurtjes die over het plafond dansten, de laatste restjes zonlicht die met de tijd van geel naar blauw verschoten, tot het moment arriveerde dat ik mijn slippers onder het bed uitviste en naar buiten slenterde. De warmte die me overspoelde was zowel drukkend als bevrijdend en ik wentelde me er vol overgave in. Mijn sluimerende geest ontwaakte in de vroege schemering maar ik slaagde er nooit in de triestheid volledig van me af te schudden. Ik telde de stappen die me langs het water over de grijze tegels voerden, zorgvuldig de vele grasjes en plukjes mos die ertussen groeiden ontwijkend. Het zachte zoemen in de lucht kalmeerde me, maakte dat ik me ver verwijderd voelde van zomer, haast en gêne.

Ik leefde omdat er nu eenmaal geleefd diende te worden, en zolang niemand me in de weg stond hield ik aardig stand. De wereld voelde als een grote puzzel waarvan de stukken aan elkaar geredeneerd dienden te worden. De dagen dagdromend doorbrengen in zijn kamer voelde als overwinteren, met het daaropvolgend extatisch genot wanneer de deuren zich aan het eind van de middag openden, het gevoel dat een beer moet ervaren als hij na een lange winter weer de warme aarde onder zijn poten voelt. Als een kind begaf ik me naar de waterkant, porde met een stokje in mijn weerspiegelde tweelingzus. De modder zoog aan mijn tenen, de rand van mijn rok werd nat en ik had alleen maar oog voor de kalme rimpelingen in het water die mijn evenbeeld keer op keer in beroering brachten. Het was een herkenbaar beeld. De wereld bleef maar groeien, en ik voedde hem. Maar hij voedde mij niet bepaald. Het was vermoeiend om te beseffen dat ik bedoeld was voor iets groters, iets beters. Ik voelde het. Ik wilde het. Maar mijn hoop en verlangens lieten me altijd in de steek. Daarmee bezat ik geen superego, maar ook geen agressiviteit. Passiviteit en gemis vielen mij ten deel.

Daar tussen de wuivende bomen, in de koelte aan het water, bemerkte ik voor het eerst dat na een herfst en een winter vol zorgen, dit jaargetijde mij samen met de natuur weer tot leven had gewekt. De lucht was zoet en geurig. Boven, aan weerskanten van de brede, betegelde weg lonkte de meidoornbloesem vol vlinders, en de berm waar ik stond was een zee van margrieten, wilde rozen, paarse zonneroosjes en vlierstruiken vol bloemen, die zich als een paraplu ontvouwden. Aan de andere kant van het water begon het eikenbos met gele vlekken van brem en hoorde ik tientallen vogels, verscholen in de boomkruinen, en zwaluwen die luidruchtig door de beginnende avondschemering voorbij schoten. De zomernacht begon zich om me heen te vouwen. Het dieppaars van de lucht die zich van het laatste zonlicht ontdeed mengde zich met strepen indigo en schaarse strepen azuurblauw, terwijl tegenover me het uitzicht werd onderbroken door een groep eiken, heide en enkele begroeide rotsen. ‘Hoor je de stem van de zee?’ vroeg hij me eens op deze plek. Ik wist dat het een vraag zonder antwoord was, alleen zíjn gehoor was geoefend in het opvangen van onhoorbare klanken uit zijn verlangen. Ik hoorde hoogstens het schrille geluid van de zwaluwen en enkele kinderen, dat ons in golven vanaf het verre dorpsplein bereikte.

Ik sloot mijn ogen en zag hoe het laatste zonlicht oranje vlekken achter mijn oogleden liet dansen, terwijl een enkele traan een spoor van zout leed over mijn wang trok.

11 juli 2010

Power of not knowing

Je kijkt naar me ik struikel in
je ogen in de uitgedoofde kleuren
van vannacht.

Ik zie je ik ben blind voor
je verleden en je toekomst springt
me stralend tegemoet.

Vluchten we stil en samen in
het duister? Je weet niet
weet niet wat je met me doet.

26 juni 2010

Woekering

De zon brandt op mijn schouders terwijl ik met mijn rugzak over de hete stoeptegels struin op weg naar huis. Hoewel ik de hele dag vanachter glas gesmacht heb naar de aanraking van zon op blote huid, is het nu een ergernis wanneer het textiel van de schouderbanden over mijn inmiddels roodverbrande huid schuurt. De pet, die me een half uur geleden zo'n goede uitkomst leek tegen het felle zonlicht, zorgt in plaats van schaduw voor een plakkerige hoofdhuid en een weinig charmante rode inkeping over mijn voorhoofd. In de benauwende warmte voel ik me weer even alsof ik zeven ben, ziek in bed met koorts, en mijn vader nog een stapel dekens op mijn bed gooit om de ziektekiemen uit te zweten. In theorie een goed idee, maar in de praktijk een voornamelijk vervelende ervaring die voor je idee eindeloos duurt.

Ik zie hem als ik de laatste hoek omsla voor ik thuis ben. En hoewel ik mijn welverdiende glas sap al bijna op mijn lippen proef, blijf ik een momentje in de bedekking van de schaduw stilstaan om naar adem te happen. Juist zijn onopvallendheid is wat me doet opkijken. Met zijn gezonde postuur en wilde bos blond haar is het een jongen die makkelijk in de massa zou kunnen opgaan, ware het niet dat mijn verwijde pupillen bij de eerste aanblik van zijn verschijning een onverbrekelijke verbinding lijken uit te spinnen tussen zijn wezen en dat van mij. Zijn gezicht is in alle opzichten vriendelijk maar zijn glazige blauwe ogen spreken van eenzaamheid en verdriet, alsof ze bij het treffen van een laatste gemiste kans onlijmbaar zullen versplinteren. En hoewel zijn gedachten haast tastbaar lijken, zijn ze als braille voor iemand die kan zien. Ik kijk toe hoe hij door het hoge gras in het stadspark waadt, zijn hoofd gebogen zoals het mijne, zijn schijnbare onschendbaarheid ontkrachtend met elke beweging die hij maakt. Hij ziet me pas als hij de poort bereikt die als laatste grens mijn wereld van de zijne scheidt. Een moment staat hij even verstijfd als ik en staart me bewegingloos aan.

Voor het eerst in tijden was het helemaal stil. De gebruikelijke mengelmoes van allerlei ingewikkelde gevoelens en gedachten en plichten en plannen was verdwenen. Er was alleen maar zachte ruis. Ik dacht niet meer aan mijn brandend rode schouders, aan wat ik vanavond zou gaan eten, aan het ontslag dat ik die middag had ingediend, aan of ik laminaat zou laten leggen of vloerkleed of tegels of in welke kleur dat uberhaupt zou moeten gebeuren. Ik dacht helemaal niet aan kleuren. Niet aan blauw. Niet aan groen. Niet aan wit. Niet dat de kleur van mijn vloer me niets meer kon schelen, maar alle gedachten waren gewoon verdwenen. Zo stonden we daar, voor mijn gevoel minutenlang maar in werkelijkheid slechts enkele ogenblikken, tegenover elkaar in de prikkende zomerzon die onze gezichten op een gezonde gloed trakteerde.

Toen sloeg hij zijn ogen neer en stapte me voorbij. Met mijn blik in zijn rug gebrand bewoog hij zich richting de huizenblokken die ik vlak daarvoor met oververhitte geest passeerde. Als een gepauzeerde film die weer in beweging wordt gebracht begonnen de radertjes in mijn hoofd als een razende te draaien, zoekend naar woorden om deze ontmoeting betekenis te geven, maar het duurde niet lang voor ik moest erkennen dat de enige geschikte tekst voor situaties als deze nog niet is uitgevonden. Langzaam zette ik me in beweging om de laatste meters naar mijn veilige onderkomen af te leggen, terwijl achter mijn rug de vreemdeling zich omdraaide; met zijn lippen stille woorden vormend die ik niet kon lezen omdat ik al verdwenen was.

Die nacht kan ik niet anders dan dromen van stil geluid dat de hemel breekt, als een glas dat in scherven valt.

4 juni 2010

Someone like you

There is nothing sadder in this life than to watch someone you love walk away after they have left you. To watch the distance between your two bodies expand until there is nothing left but empty space and silence. That’s what created those scars. It’s not going to be easy. It’s going to be very hard. I guarantee there will be tough times. I guarantee that at some point, one or both of us will want to get out of this thing. But, I also guarantee that if I don’t ask you to be mine, I’ll regret it for the rest of my life, because I know, in my heart, you’re the only one for me. I want all of you, forever, you and me, every day. Can you do something for me, please? Will you just picture your life for me? Twenty years from now? Thirty years from now? What does it look like? If it’s with another girl, go. Go! I lost you once. I think I can do it again if I thought that’s what you really wanted. But don’t you take the easy way out. We’re going to have to work at this every day. But I want to do that because I want you. Our kind of love can create miracles.


Someone Like You (2004)

2 juni 2010

All Alone

Self absorption never ending
still the truth, it keeps on bending
I feel like I'm pretending
to be something that I'm not
I gotta smooth it like Al Green
get funky like J.B.
then stand up on my own two feet
and learn how to be me
I'm contradicting myself
I'm stealing from the past
I'm trying to slow it down
because it feels like it's too fast
and I'm awaking with the fear
that this all might disappear
but it scares me just the same
to think that this could all remain

Understanding why
we do what we do
why we put ourselves
what we put ourselves through
when there's no one to comfort
in your comfort zone
and you feel
like you're all alone

Like you're all alone
all alone
all alone

ALO

28 mei 2010

Gestoepkrijt Tekendierenleed

Terwijl ik staar over de railing van het hoogomrand balkon
ligt vijf etages naar beneden in de slapendzwarte zon,
een gele stoepgiraf verkreukeld, ietwat rillend na een tijd.

Bruingrijszwarte kindervlekken maken dansjes op zijn huid
en hij ligt stilletjes te huilen op het ritmisch-stil geluid
van ruwe krassen, felle kleuren, vastbesloten kinderarbeid.

Ietwat eenzaam en verveeld gelegen in dimensieloos groen gras
zie hem denken zie hem wensen dat hij iets meer levend was;
een dierenlievende gedachte heeft mijn zintuigen verwijd.

Ik aaide hem die nacht heel even, voelde dierenwarm beton
wenste dat ik ook gekrijt was en subtiel verdwijnen kon;
ik heb hem met een emmer sop verlost uit dat gelijd.

17 mei 2010

My Suitcase Heart

I can remember when I first saw you
And all that time, I felt just fine
I held so many people in my suitcase heart
You said in my photograph I looked more far away
I laughed and smiled and didn't say 'I am a bit afraid to be here.'

- The Weepies, Slow Pony Home -


Dat je met sommige mensen meteen een soort van chemie voelt valt niet te ontkennen. Dat je iemand tegenkomt en het binnen twee minuten over roze maillots hebt bijvoorbeeld. Of, in sterkere mate, dat je voor het eerst in je leven begrijpt wat mensen bedoelen met 'liefde op het eerste gezicht'. Laatstgenoemde ervaring ligt nog vers in mijn geheugen en tegelijkertijd kan ik het maar slecht concreet beschrijven. Ik weet nog dat ik hem voor het eerst zag tijdens de laatste studieweek van school. Tijdens dergelijke weken werden studenten van de diverse richtingen tevergeefs bij elkaar gebracht, en ook onze groep vond dat we de rest niets te vertellen hadden. Thuis werkten we liever individueel verder aan de afronding van het rapport. Na afronding van mijn bijdrage besloot ik de nieuwe kamer van een van mijn groepsgenoten te gaan inwijden met een flesje wijn. We zochten gezelschap op van huisgenoten om de stemming wat op te voeren, toen het gebeurde.

Een jongen die zich tijdenlang, net als ik, wat afzijdig had gehouden, stopte plotseling zijn ietwat zenuwachtige handelen en keek mij strak aan. Twee blauwe ogen beukten op mij in en duwden mij met een harde klap tegen de rugleuning van de bank. Er moet op dat moment een donder geklonken hebben of een felle bliksemschicht te zien zijn geweest. In mijn geheugen zit daar een zwart gat, iets waar ik niet aan mag komen. Hij vroeg me waar ik vandaan kwam en had daarbij een vastberaden toon in zijn stem, alsof hij me al jaren en jaren kende en met zijn vraag alleen bevestiging zocht. Mijn spraakwaterval kwam voor het eerst in jaren niet op gang en ik kon niets anders dan stotteren als een betrapt schoolmeisje.

Ervaringen als deze zijn schaars en ik koester ze. In de loop der jaren heb ik mensen om me heen verzameld die allemaal hun eigen verhaal onder hun arm met zich meedragen en ik luister met liefde naar alles wat ze me te vertellen hebben. Niet altijd ben ik in staat om adviezen of concrete hulp op welke manier dan ook te bieden. Sommige dingen zijn zelfs voor mij te groot om te omvatten, om te vangen in een beknopte manual voor emoties en handelingen. Maar ik luister. Het zal veel mensen verbazen hoeveel gewin er al is te behalen door alleen maar naar iemand te luisteren. Ik probeer er alleen maar te zitten als een vriend zijn verhaal vertelt. Een van mijn nabije vrienden is daar een sprekend voorbeeld van. Ik weet dat hij zich, als het moment van emotie voorbij is, weer zal herinneren waar we zijn en het gesprek zal draaien naar een alledaags onderwerp. Als hij praat over hoe het vroeger was, gebeurt er iets met zijn gezicht, zoals je ziet bij mensen als er een liedje op de radio komt dat ze vaak hebben gehoord toen ze jong waren, of als ze een hond op straat zien lopen die hen doet denken aan een hond die ze zelf als kind hebben gehad. Hij ziet er dan even uit zoals mijn oma op de dag dat mijn opa in het ziekenhuis belandde met een hersenbloeding. En als zichzelf op de dagen dat hij in de knoop zit met uitspattingen op het gebied van de liefde. Dan ziet zijn gezicht er ook zo gesmolten uit. Meestal herstelt hij zich daarna snel en vertelt een grappige anekdote om mij van zijn problemen af te leiden.

Vaak trek ik het me persoonlijk aan als er dingen worden verteld die me raken en kan ik het naderhand moeilijk van me af zetten. 's Nachts kan ik dan, hoewel ik normaal altijd en overal kan slapen, urenlang liggen woelen of verzinken in onrustige en oppervlakkige dromen. In de ochtend heb ik dan meestal weer een idee om dingen beter te praten en grijp ik naar mijn telefoon. Immers sta ik ondanks alles altijd stand-by om de mensen te helpen die dat op dat moment het hardst nodig hebben, ongeacht hoeveel nachtrust me dat kost. De slaap inhalen doe ik later wel; mijn kofferformaat hart zit zo vol mensenverhalen dat hij alle primaire behoeften verdringt. Vol overgave, gelukkig.

13 mei 2010

Avonturen van een studente

Vanaf de dag dat ik in het studentenhuis kwam wonen, houden we regelmatig een kroegentocht. Er zijn er hier nauwelijks drie waar ik mijn hoofd wil vertonen, en we gaan langs alledrie om er zeker van te zijn dat we niets missen. We eindigen altijd in Extase, de gaafste, die bovendien het langst gezellig blijft. Vorige week was echt waardeloos, want Thomas bracht een vriend van hem mee, Randy. Thomas heeft hem zo hoog omdat hij leadzanger is geweest van een of ander semibekend bandje, maar eerlijk gezegd is het een ongelooflijke zeur. Ik vind het in Brandpunt ook niet al te geweldig, maar hij blíjft zaniken. Zodra hij begint is er geen houden meer aan. Waar je het ook over hebt, het doet hem altijd denken aan een of ander nummer dat hij ooit heeft geschreven, en dan moet hij je zonodig de tekst opzeggen en hoor je die te bewonderen. Soms stapt hij zelfs naar de barman en vraagt hem een of ander nummer van hem op te zetten, en dan weet je echt niet meer waar je het zoeken moet. Ik ben niet de enige, eerlijk. Iedereen heeft een spuughekel aan hem, behalve Thomas dan. Volgens mij is het punt dat als je de hele week al ligt te creperen in deadlines en gezeur van docenten, met alle frustratie van dien, dat dan het laatste wat indruk op je maakt een of andere gozer is die alleen maar kan zingen over hoe zielig hij is. Als dat je nog iets had gedaan, was je wel thuis gebleven met een deprimerende poster van Nick Cave boven je bed, in plaats van hier terecht te komen.

Maar eerlijk gezegd lag het niet alleen aan hem, toen had ik het gewoon gehad. Het zoeken naar werk en een stage en al dat gezuip, het begint me allemaal de keel uit te hangen. Elke keer weer zie je dezelfde mensen met hun lauwe cola staan, en zelfs als ze je recht in de ogen kijken heb je het gevoel dat ze voor zich uit staren. Ik weet niet, misschien zie ik het te negatief, maar als je naar ze kijkt, zelfs op de levendigste momenten, als ze zoenen of dansen of gekheid met je maken, blijven ze op de een of andere manier die blik houden. Alsof het nooit veel kan voorstellen, alsof niets er echt toe doet. Randy was erger, hij kotste al die verslagen leegheid over je uit en maakte de situatie nog uitzichtlozer dan daarvoor. Hij regelde een drankje voor me, dat zowel bruisend, scherp en fris was en ook een lichte tic had, een soort prik uit de hel. En hij bleef maar aan me plakken, zonder een moment te verzaken over zichzelf te praten. Ik stop ermee, besloot ik, je kan lullen wat je wil, maar ik zeg niets meer. Randy had mijn ondermijnende gezwijg in het geheel niet door, hij blééf maar praten. Zuchtend stond ik om me heen te staren, geconcentreerd niet te luisteren. Niemand kwam me redden. Ik kon er niet meer tegen, tegen Randy. ‘Kan jij nu niet gewoon eens even je kop dichthouden?’ vroeg ik abrupt. Randy keek me aan, heel even met open mond. ‘Sorry hoor,’ zei ik bijna giechelend, ‘maar je kan toch wel éven je kop dichthouden? Ik ben hier net, we kennen elkaar nauwelijks, en…’ Randy keek om zich heen. ‘Nou ja,’ brieste hij. ‘Nou ja,’ brieste hij nog een keer. Boos liep hij van me vandaan. ‘Nou ja,’ hoorde ik hem voor de derde keer briesen.
Opgelucht haalde ik adem.

10 mei 2010

Alleen in de lente

Het is zo simpel: gewoon een dag
niet de ochtend met een frons begroeten
of: niet die lusteloosheid hebben;
melancholie leidt tot niets.

En stilstaan brengt je nergens.
Zelfs bomen sturen kleine bloesems weg,
laten sporen na. Misschien alleen in de lente,
dat wel, maar toch.

Ja, je bed is warm, zacht, aangenaam
maar laat geen sporen na; hoogstens
schiet je wortel. En als je dat dan toch wilt doen:

over twee seizoenen. Dan mag je je nest weer
bouwen in je vertrouwde beddendons.
Nu op zijn minst een nieuwe plek voor je zorgen zoeken.
Zoals bomen dat doen. Nou ja, in de lente dan.

5 mei 2010

Fail I, Fail II

De dokter had er moeite mee en bekeek mij met een sceptische blik maar vond het uiteindelijk toch een goed idee dat ik mijn studie tijdelijk op een laag pitje schroefde. Ik had het voor elkaar, voorlopig hoefde ik niet terug naar die benauwende collegezalen. Met de goedkeuring, de trofee, liep ik de praktijk uit. Thuis ging ik achter mijn bureau zitten om de lang geplande brief te schrijven. Maar wat schrijf je aan iemand aan wie je al een eeuwigheid denkt en die je al even lang niet meer hebt gezien? Waar moest ik beginnen? Wat moest ik wel en niet vertellen? Zou ik Bas wel of niet vermelden, moest ik andere uitspattingen geheimhouden? Na een dag wandelen door de stad besloot ik alles te vertellen. Drie dagen lang schreef ik van ’s ochtends tot laat in de avond. Japin zou jaloers zijn geweest op het tempo waarin ik tekst produceerde.

De vierde dag las ik de hele boel door en gooide het relaas moedeloos in de prullenbak. Dit was geen brief maar een autobiografische roman en daarbij had ik het gevoel dat het aan het eind nog moest beginnen want het enige werkelijke autobiografische feit dat het vermelden waard was, mijn leven met Sander, kwam er niet in voor. Ik had er flink de pest over in en voelde me dagenlang depressief. Ik deed de hele dag niets en ging ’s avonds naar het café waar ik snel weer wegging omdat ik het gelukkige gekakel van Jordy niet kon verdragen. Manda was de engel die de hele dag om zijn hoofd fladderde en wanneer ze een tijdje naar huis was, was ze voor Jordy de muze die hem inspireerde tot de mooiste muziek ooit geschreven. Dat vond hij zelf tenminste en om dit te bevestigen vertelde hij dat Manda had moeten huilen om hetgeen hij had geschreven. Ik wilde niet lullig doen dus ik hield mijn mond, maar Manda huilde al bij het zien van een slapende baby.

Mijn tweede poging verliep niet veel beter. Ik dacht zorgvuldig na over de dingen die ik wilde vertellen en zocht lang naar de woorden die ik ervoor zou gebruiken. Na vijf vellen literair gehannes had ik me zo in de nesten gewerkt dat het onmogelijk was verder te schrijven. En alsof dat niet genoeg was, kwam de twijfel weer eens bedenkelijk over mijn schouder meekijken. Hoe kon ik het in mijn hoofd halen dat Sander ook maar enige behoefte had aan een brief van mij? Wat bezielde mij hem op te zadelen met onnozele verhalen over de leegte om mij heen? Het plan om hem een brief te schrijven, gooide ik met een stevige worp in de prullenbak. Ik kon weer ongelukkig wezen met mijn ongeluk. Het verdriet zocht zijn troost bij de altijd begrijpende Marijn, die muzikaal in dezelfde situatie was verzeild.

22 april 2010

Ouder Worden

De angst om ouder te worden werd lange tijd beschouwd als een zaak van de oestrogenenbezitsters. Het waren de vrouwen die zich zorgen maakten over het tikken van hun biologische klok, die ‘creatief’ waren als hun leeftijd ter sprake kwam en die bang waren om over te blijven. Mannen, net zoals goede wijn en kaas, werden zogenaamd beter naarmate ze ouder werden. De ouder wordende man had het zogezegd gemaakt. Hij was als Sean Connery in Goldfinger: Cool, ervaren en zelfverzekerd. Onweerstaanbaar voor vrouwen en intimiderend voor mannen van in de twintig. Iedereen was jaloers op hem. Zo moest het zijn. Zo willen alle mannen het. Maar de jonge mannen van nu worden ouder, en ze weten het niet meer zo zeker.

Wat is er aan de hand? Een aantal dingen. Ten eerste heeft de voorgaande generatie, die verondersteld wordt veertig te worden in hun tuinschuur, omringd door kleine kinderen en belastingformulieren, besloten om op een schandelijke manier oud te worden. Deze groep, die bestaat uit voornamelijk overtuigde vrijgezellen, kinderloze gescheiden vrouwen en seriële monogamen, gedraagt zich alsof ze in de twintig is. Dit druist niet alleen in tegen de natuurlijke loop der dingen, maar is ook nogal verwarrend. De meeste jonge ouder wordende mannen die ik ken hebben een relatie en vinden dat prettig. De gedachte dat op een dag alle veiligheid die hun partners hen bieden weg kan vallen en ze gedwongen worden om hun leven als tiener over te doen is echt angstaanjagend. Nu moeten zij, jonge ouder wordende mannen, zich niet alleen zorgen maken over het vinden en houden van de ware, ze moeten ook onder ogen zien dat een mislukking zal resulteren in nog een decenniumlang in sportauto’s rijden, afspraakjes met tienermeisjes maken en leren broeken dragen. In theorie een aardig idee, maar waardeloos in de praktijk.

Ten tweede hebben ze zo weinig te klagen over hun relatief ongecompliceerde levens, dat ze besloten hebben zich aan te sluiten bij de vrouwen, voor wie wekelijkse sessies bij een therapeut, een yoga- én een tai chi-leraar standaard zijn. Ze piekeren over hun gewicht, ze piekeren over hun liefdesleven en ze piekeren over het piekeren. Ouder wordende vrouwen daarentegen hebben een geweldige tijd. De media hebben een nieuw sleutelwoord bedacht om ze te beschrijven, ‘middenjeugd’. Het is aannemelijk dat deze vrouwen eerder dan mannen een scheiding aanvragen als hun partners niet in staat zijn om zich staande te houden en daar komt nog bij dat ze hun seksuele piek bereiken op het moment dat de gemiddelde vent in een soort dal terechtkomt.

Natuurlijk is je leven niet voorbij, alleen omdat je ouder wordt. Ik weet dat de meeste mannen hun sportschoenen niet zullen inruilen voor een paar slippers. Waar zij bang voor zijn, waarvan ik denk dat alle mannen dat zijn, is verandering. Het maakt niet uit hoe geleidelijk, het maakt niet uit hoe subtiel. Maar verandering is een onderdeel van het leven, dus je kunt er tegen vechten en verliezen of, in navolging van de Millennium Vrouw, het accepteren en groeien. Net zoals voor de meeste dingen in het leven is er een middenweg. Terwijl sommige mannen tekeergaan tegen het aflopen van hun Nikes, is er een gedeelte van hen dat er stiekem naar uitkijkt om ouder te worden.

20 april 2010

Over barsten en scherven

Kijk haar aan. Recht in haar nerveuze ogen. Ze is net zo zwak als jij en ik. Dat ze zich voordoet alsof er niets aan de hand is betekent niet dat ze nooit eenzaam is. Je belt haar om middernacht. Waarom is ze niet thuis? Moet je de nacht nu eenzaam doorbrengen? Als ze lacht word je onrustig. Waarom is ze gelukkig? Niet door jou. Dat je er bent betekent niet dat je voor haar klaarstaat. Haar handen zijn koud, afgeleid, vastgeklampt aan dingen die er niet zijn. Je bent verliefd op hoe ze zich voelt. Streel over haar rug, daar houdt ze van. Haar klamme huid schreeuwt paniek. Samen in bed, kalmte. Haar adem tegen jouw schouder, je onderrug tegen haar zachte buik. De stilte drukt op jullie neer en als je je omdraait slaapt ze voorzichtig. Je neus druk je in de haren die onwetend over het kussen liggen uitgespreid, de geur van haar shampoo kalmeert je. Als je de volgende morgen weggaat vraag je je af wat er anders kan. Je maakt geen keuzes. Het spel vervaagt. Neem het van haar weg, smeek ik je. Toen ze een kind was lachte nog iedereen. Maar niemand kende haar. Jij weet wie ze is, neem haar bij de hand. Geen geheimen, niemand kent jou. Je loopt met zachte tred. Zij houdt van jongens met woorden die maar de helft vertellen, waardoor ze altijd blijft verlangen naar meer. Jongens die op een respectvolle afstand naast haar blijven zitten, waardoor ze alleen maar dicht tegen ze aan zou willen kruipen. Jij houdt van meisjes die je herinneren aan mooie melancholische liedjes. Meisjes die je overrompelen met hun kwetsbaarheid, waardoor je bang bent dat ze bij een eerste aanraking zullen breken. Jullie zijn verstrengeld in verlangen. Ze loopt niet alsof haar voeten amper de grond raken, ze glimlacht soms als een mysterieus vrouwwezen. Ze heeft geen stem van vloeibare honing die naar de diepte van je hart zinkt. Soms kijkt ze schichtig weg. Daarom hou je van haar. Daarom zou je ongedwongen haar hand willen vastpakken en op klaarlichte dag met haar willen dansen op het marktplein. Jij, de jongen die van zijn leefwereld een pure observatie heeft gemaakt. Daarom doe je het niet. Haar hoofd is bij een ander. Ze droomt van intimiteit en zware verliefdheden. Chemie doet je terugkeren. Ze omhelst jou, jij omhelst haar. Alles is goed. Voor nu.

Logboekhalfuurtje: Balkon

Twee postbodes op de fiets, een oudere dame en een jong meisje.
Een meisje in blauwe trui op fiets met te hoog zadel.
Een man met bril, blauw shirt dat gespannen staat door de dikke buik. Komt vijf minuten later weer voorbij.
Een oud vrouwtje in een blauwe Mercedes die zes pogingen nodig heeft om vooruit in te parkeren.
Bomen die met dit mooie weer weer in bloei staan.
Een lelijke beige Opel die niet in het parkeervak past. Een vrouw van midden veertig, gekleed in voornamelijk leer stapt uit.
Een kindje in geel jurkje en roze panty’s komt met verjaardagshoedje schuin op haar hoofd de hoek om gerend. Even later volgen twee vrouwen die verdachte gelijkenis vertonen. Ze stappen in een oerlelijke geelbruine autotank.
Een oude turkse man met 1 arm die moeilijk loopt, steunend op zijn wandelstok.
Een exact dezelfde Mercedes als die van het oude vrouwtje die aan komt rijden en in een keer achteruit inparkeert, is daarmee nog eerder klaar dan het oude vrouwtje.
De man met de stok is nu aan het eind van de straat en lijkt steeds langzamer te lopen.
Een getint meisje met goudkleurige tas loopt op flink tempo de hoek om.
De zon weerkaatst in het rode achterlicht van een van de geparkeerde auto’s en doet pijn aan mijn ogen.
Sander komt een kus geven en ik instrueer hem hoe de witlof in de oven moet.
Een wit bestelbusje van Crepa Service komt de straat binnengereden.
De zon schijnt plotseling verdacht fel.
Sander plukt wat blaadjes van de rozemarijn.
De roeken op de daken aan de overkant zijn nog steeds fanatiek bezig met het bouwen van hun nesten in de schoorstenen.
Een felblauw klein autootje komt voorbij gescheurd.
De klimop bij de buren begint uit te dijen.
In graffiti staat er stoned tussen andere onleesbare krabbels op de muur.
De blauwe Fiat Cinquecento, die door een onbekende onlangs flink toegetakeld is, staat tussen twee lege vakken geparkeerd, een blaadje achter de ruit met de vraag wie de dader is.
Ik tel vier rode, zeven zwarte, twee beige, twee paarse, vier blauwe, een oranje en drie grijze auto’s en een witte bestelbus op de parkeerplaats.
Twee groenbakken zijn aan de straat gezet.
Een lichtrode auto komt traag voorbij.
Een mevrouw met een hoofddoekje komt naar buiten om iets uit de achterbak van haar auto te halen, gaat dan weer naar binnen.
De lichtrode auto komt achteruit weer terug de parkeerplaats op. Een blond meisje in lelijk trainingspak stapt uit en loopt naar een geparkeerde auto waar ze iets uithaalt. Ze gaapt.
Een donkere jongen met dreadlocks struint met zijn handen in zijn zakken voorbij.
De rode auto schakelt lomp en hoorbaar, rijdt dan weg.
Een man op een fiets, met een koffertje achterop gebonden komt voorbij gefietst. Hij ziet er vermoeid uit.
Ik bedenk me dat mijn thee koud staat te worden en neem een slok.
Nog acht minuten.
Het valt me op dat een boom echt totaal kaalgesnoeid is. Een boom in de tuin onder me krijgt roze bloemetjes. Ik word er vrolijk van.
Ik kijk neer op beestjes die onder me voorbij vliegen.
Een zwarte BMW rijdt plotseling geluidloos weg.
Een witte bestelbus van Van Amelsvoort Schilderwerken komt de straat in, rijdt achteruit de stoep op en verdwijnt uit mijn gezichtsveld.
Een zwarte kat loopt doelloos van auto naar auto. Reageert niet echt wanneer ik rare geluidjes maak om zijn aandacht te trekken.
Sander komt naar buiten.
We eten.
Het wordt koud op het balkon en ik ga naar binnen.

Mood: Content

19 april 2010

Openlijke twijfel

Vaak pakt hij mijn hand en drukt hem tegen zijn wang, of geeft er een kusje op. Soms buigt hij zich onverwachts naar me toe en kust me lachend. Het soort blijdschap dat hij dan uitstraalt wekt bij mij het gevoel dat hij voor altijd van mij, en van mij alleen, zal houden. Maar misschien is hij alleen maar zo euforisch omdat hij me heeft herroverd. Op mijn twijfels reageert hij dan niet, hij laat zijn goede stemming niet door mij bederven. En dat is eigenlijk wel prettig; ik voel me langzaamaan ook blij worden, hoewel ik van nature geen opgewekt mens ben. Natuurlijk weet ik best dat je niet op uiterlijkheden af moet gaan, maar dan nog. Hij ziet eruit als een gelukkig mens op die momenten. Nog steeds weet ik nooit zeker of dat dan zo is, of hij op die momenten inderdaad even gelukkig is. Maar wat weet je nu helemaal van andermans geluk, of dat van jezelf? Het gaat niet alleen om uiterlijkheden, het heeft ook te maken met gevoel. Een gevoel dat te maken lijkt te hebben met iets wat dieper gaat dan uiterlijk, hoewel zulke 'gevoelens' - van die instinctieve ingevingen uit het limbisch systeem - soms ook juist heel oppervlakkig en anachronistisch kunnen zijn. Het gevoel dat een eendenkuiken moet hebben als het sterker reageert op een roodgeverfde stok dan op de snavel van zijn eigen moeder.

13 april 2010

Symbiotische verstrengeling

De gedachte dat twee mensen één worden, heeft sinds lang bestaan, maar in de werkelijkheid is het belangrijk om te onderkennen dat één en één gewoon twee blijft. Symbiotische verstrengeling is vergelijkbaar met een eikenboom en een cipres die zo dicht bij elkaar staan dat hun wortels en takken door elkaar heen gaan groeien. Algauw hebben beide bomen niet genoeg ruimte meer, delen van elke boom sterven af en geen van beide bomen komt tot volle wasdom.

In tegenstelling tot een compromis, dat een bewust en min of meer gelijkwaardig geven en nemen is, houdt symbiotische verstrengeling in dat je ontkent wie je bent of wat je nodig hebt om het de ander naar de zin te maken of een relatie in stand te houden. Het doet zich voor als de individualiteit van de partners aan de relatie wordt opgeofferd. Verliefd worden is opwindend en neemt je helemaal in beslag, maar in werkelijkheid is het een fase in de relatie waarin de symbiotische verstrengeling erg sterk is. Het geeft zelfvertrouwen als een ander net zulke gedachten en gevoelens heeft als jij. Het is een heerlijk gevoel. Maar ten slotte zal ieders waarneming blijken te verschillen. Hoe dit wordt gehanteerd, is voor de relatie van doorslaggevend belang.

Soms raken mensen verstrikt, omdat de ene partner de andere intimideert en de ander er zo toe aanzet zijn eigen meningen, perspectieven en voorkeuren op te geven. In andere gevallen neemt een partner de visie van de ander vrijwillig over, omdat hij of zij er zo naar verlangt om heel dicht bij de ander te zijn. Een deel van jezelf ontkennen is dan verkieslijker dan alleen zijn - in ieder geval in het begin. Maar het probleem met de opoffering van delen van jezelf om het de ander naar de zin te maken is dat het op de lange termijn niet werkt. Het kan jaren duren, maar ten slotte besef je dat je jezelf bent kwijtgeraakt, al heb je dan een relatie. Om jezelf met een ander te delen heb je voldoende besef van individualiteit nodig om de ander iets te kunnen bieden. En ook al heb je een stevig zelfgevoel, intimiteit vergt tijd, openheid, een niet-oordelende houding, luisteren en aanvaarding. En dat kan soms verdomd lastig zijn.

8 april 2010

Hart aan het werk

Hoe gaat dat eigenlijk, je gelukkig voelen? Word je op een ochtend wakker, rek je jezelf uit en zegt dan tegen de stralende zon: 'ik ben verdomd gelukkig'? Overvalt het je wanneer je met je geliefde over straat loopt op een spaarzame vrije dag en loop je vervolgens de rest van de dag blij te zijn? Het is niet dat ik nooit het gevoel heb gehad dat ik tevreden ben met mijn leven, of dat ik nooit blij en opgewekt ben. Maar ik denk dat ik van nature een verdrietig persoon ben. Iemand die overal over piekert en zich snel zorgen maakt. Die oog heeft voor alles wat er mogelijkerwijs verkeerd zou kunnen gaan en daar uitwegen voor probeert te bedenken. Op het bot genomen moet het voor mensen verdomd moeilijk zijn om door te dringen tot het geluksreservoir dat ik met hart en ziel bescherm. Je diepgelukkig voelen moet een intens, warm gevoel geven, dat zich door je bloedbaan verspreidt als was het een partydrug.

Met je eigen verdriet omgaan is makkelijker dan het zien van een geliefde die met zichzelf en zijn wereld in de knoop zit. Met alle wil van de wereld is het vaak niet mogelijk om dingen voor de ander op te lossen. Het spreekwoordelijke heft in eigen hand nemen is een onoverkomelijke noodzaak in veel gevallen. Wat scheelt is dat vier handen meer kunnen aanpakken dan twee en een extra paar schouders de last vergroot die erop zou kunnen rusten. En als je jezelf ertoe zet om die hulp toe te laten kun je je samen nog verdomd gelukkig voelen, hoeveel verdriet er ook nog ligt om uit de weg te ruimen.

7 april 2010

Silently Aware

We hebben een verleden dat we niet meer delen. Het was een korte ontmoeting, een heftig ongelukje, een snelle afwikkeling van wat we nerveus een vriendschap noemden. We liepen hand in hand door de zonnige stad op weg naar het station en wisten dat vanaf dat moment alles anders zou zijn. Daarom genoten we met volle teugen. Daarom keek ik net zo lang door het wazige, besmeurde raampje van de trein tot ik zelfs je blonde haren niet meer kon onderscheiden uit de felle wereld om je heen. Wist je toen al dat je me zou gaan haten? Dat je me zou verbannen uit een wereld waarin ik zo graag aanwezig was? Je vrienden zagen het als een spel dat ik met alle mannen speelde, een kat-en-muisspel waarin ik de ongeslagen winnaar was. Daarin viel geen eer te behalen. Misschien dat ik daarom zelfs wel blij was toen je iemand ontmoette die voor jou kon zijn wat je in mensen zocht. Een hevige, ongeremde romance. Op je verjaardag, de laatste dag dat ik je zag, was ik getuige van twee mensen die zo volslagen in elkaar opgingen dat ze de met vrienden volgestopte ruimte om hun heen niet leken op te merken. Ik was blij voor jou maar het ontging me niet dat dit de laatste fragmenten zouden zijn van jouw geluk, althans, die ik zou meemaken. De laatste tekenen van leven betreffen de kennisgeving van jouw hervonden eenzaamheid. Je hart gebroken, je leven zich beperkend tot je kamer en meest nabije vrienden. Moet ik je bellen? Kan ik kijken hoe het met je gaat? Mag ik je mijn hand bieden om weer op te krabbelen? Hoe dan ook, ik ben stil op de hoogte van je pijn. Op een afstandje weliswaar, maar weet dat ik om je geef.

4 april 2010

Document1

De obscene digitale witheid schreeuwt me vanuit het diepst van zijn pixels toe. Mislukkeling. De dikgedrukte, ongewijzigde titel staart me al vier onafgebroken uren hardnekkig aan en ik pijnig mijn hersencellen om de confrontatie met dit digitale geweld te winnen. Dat eindeloos witte vlak dat het bewijs vormt van het gebrek aan elke vorm van artistiek talent. Onbeweeglijk zit ik achter mijn laptop, mijn vingers bijna in winterslaap op de toetsen, mijn voeten steeds dieper weggezakt in het tapijt onder mijn stoel. ‘Zachter dan dit krijg je het niet,’ wees de verkoper met een ijzeren glimlach toen ik het kocht, een tapijt dat door zijn zachtheid bijna zou afdwingen dat je het alleen met blote voeten betrad. Wat eigenlijk ten beste tot zijn recht kwam wanneer je je er volledig op uitstrekte in het warme zonlicht dat door het raam naar binnen viel, alsof je een kat was die na dagenlang per ongeluk opgesloten te zijn in een keukenkastje plotseling werd losgelaten en die zijn poten nu in alle mogelijke richtingen wilde uitrekken, gewoon omdat het kon.

Kon het maar. De waarheid is dat ik de meest ongeïnspireerde schrijver ben die ik ken. Zou ik niet gewoon heel erg bang zijn? Bang om te vervallen in clichés die al een ontelbaar aantal keren in woorden zijn gevat? Ik zucht en sta kreunend op van mijn stoel. Terwijl kleine zweetdruppeltjes op mijn voorhoofd parelen begin ik door de kamer te struinen. Alles overvalt me plotseling. De manier waarop de boeken in keurige rijen zijn gerangschikt. Het bed, meer van hem dan van mij, waarin een ontelbaar aantal meisjes voor mij hebben geslapen. In hoeken gestapelde torentjes van spullen die er net genoeg toe doen om niet te worden weggegooid, restanten van een leven dat ooit gevuld was met interessantere bezigheden dan het wachten op woorden die maar niet willen komen.

Ik moet het loslaten. Vergeten dat ik hier alleen ben terwijl het liefste wat ik wil is het in mijn armen sluiten van mijn zoveel stoerdere wederhelft die er juist op dit ogenblik niet kan zijn. De televisie brult me woorden toe in een bekende taal die ik niet begrijp. Flarden van waardevolle uitspraken drijven mijn hoofd binnen. Nothing in life worth living for comes easy. Ik zie de droge bergjes knoflookschillen op het aanrecht en ik moet me vastgrijpen aan het aanrechtblad om de vloer niet te treffen in een pijnlijke omhelzing. Het dagelijkse leven omsluit me als een cocon die zelfs het scherpste uitbeenmes kan weerstaan. Natuurlijk begint het nu te regenen.

Graancirkels vormen zich inmiddels in de haren van het tapijt. Ik plof op de bank, wikkel me in de donkerblauwe plaid en laat me opzij vallen. Verveeld staar ik naar de geprojecteerde beelden op zoek naar verborgen inspiratie. Hoewel ik weet dat het doorspitten van zijn laptop me bergen inspiratie zou brengen door de confrontatie met ongewenst fotomateriaal uit zijn verleden, ontken ik het feit dat het apparaat me vanaf het bijzettafeltje ligt aan te staren. Zelfkastijding moet niet overal de oplossing voor zijn. In gedachten probeer ik opnieuw de gebeurtenissen aan elkaar te rijgen die leidden naar de dagen dat ik hem ontmoette, kwijtraakte en herontmoette. De spinsels in mijn hoofd krijgen er geen vat op en vervormen alles tot een kluwen wol in schreeuwerige kleuren die draadje voor draadje uit elkaar getrokken dient te worden. Wie zou ooit de moeite nemen? Mijn zijdelingse point-of-view bevalt me. Vanuit mijn positie zie ik maar de helft van het scherm en als ik mijn ogen een voor een dichtknijp maken de acteurs een minuscuul sprongetje naar rechts of links.

Toen mijn ogen begonnen te tranen hees ik me weer rechtop aan de leuning van de bank. Een vertrouwde klik vanuit de hal deed me opveren. Met de plaid nog half om mijn benen geslagen sprintte ik struikelend richting de voordeur, waar Sander me met vermoeide maar glinsterend blije ogen opving. Ik kan niet zeggen dat de schrijfpoging toch nog eindigde als proza met volwaardige titel die avond, of een van de avonden die daarop volgden. Maar ik besefte me dat ons leven in ieder geval geen Document1 meer was.

30 maart 2010

Q

'Hij was zoals mannen van die leeftijd moeten zijn, eigenlijk zoals mannen van alle leeftijden moeten zijn. Daarom huilde hij. Eerst zacht en toen steeds harder. Daarop begon ik ook te huilen. Aanvankelijk omdat ik dacht dat dat zo hoorde als je iemand verliet. Maar hij ontroerde me ook. De pijn van de geliefde was beter te verdragen dan zijn vreugde. Pas als hij zichtbaar pijn leed had ik dat aangename gevoel: hij heeft me nodig. Het was niet voor niets. Gek was het eigenlijk dat ik toen pas, toen ik hem verloor, of van hem werd verlost, ik wist niet zeker wat het was, van hem begon te houden. Misschien niet veel, misschien tamelijk gemankeerd, maar toch. Als je huilt om iemand, en met iemand, dan is de kans groot dat je van zo iemand houdt.'

25 maart 2010

hou van je?

Ik had geen idee waar ik naar op zoek was
maar ik vond het aan de zee
en terwijl jij gerust je schelpen telde
nam ik ‘t stiekem met me mee

Ik had geen idee hoe het verder moest
maar ik wist het in de stad
en terwijl jij kalm je creditcard trok
had ik het allang gejat

Nee, we hadden geen zin en we hadden geen fut
Waarin? Ik wist bij Gód niet waar.
Maar toen jij je arm om mijn schouders sloeg
raakte ons ‘hou van je’ elkaar

8 maart 2010

Wish you'd hold that smile

This is how it goes
Me and you on the telephone
This is how we sound, this is how we grow
This is what I do
If I had to choose again, this is what I'd choose
I wish I didn't know what it does to you

If I can break your fall,
Then we should rise above it all
If you loose control
You're sure to turn me on

This is what it takes
This is how I feel good about myself
This is how I fall, this is how I break
Baby let's not fight
Why don't you come over and spend the night
Cause we don't need more time
We need to use it right

If you can't get high
If time's just flying by
If you live a lie
You ought to say goodbye

Hey!
I wish you'd hold that smile
Hell!
If only for a while
I need to know about all the things you did and didn't do
And just how hard you try

24 februari 2010

Het is te laat

Het is te laat om terug te gaan,
we zijn al te verliefd, wij tweeën,
we hebben al te veel gevreeën
en samen al te veel gedaan.

Het is te laat voor laatste groet,
we zijn al zo verslaafd, we kwamen
te dikwijls in de liefde samen,
we stromen in elkanders bloed.

Het is te lief om af te leren,
te laat al om het lot te keren,
te ver al in de tijd.

Het is te veel om te vergeten,
te lief, te laat. Ik laat je weten:
ik wil je nooit meer kwijt.

20 februari 2010

Still a fly?

That's alright, that's okay
I can wait, you're still a fly
Eating through
Trying to live within the space you live
But still, you're just a kid
You shouldn't read Dostojevski at your age
That and nicotine will make you pale and lean
And twist your face like Mr. Grays
Though it just manifests in paintings that you make
Or else your eyes will stay the same
Are you that hungry for a change?

That's alright, that's okay
It will come out and I'll say
What are you doing here?
I don't want you to be anyway.
And I'll laugh and I'll say 'Hey baby'
Maybe you would laugh a lot
Because that's not something I usually say
But that's the whole reason
That it got on the tip of my tongue
And that's still okay

And then it came and rained on down
From the sky and into my head
I tried to think but it was too fast
So I just said anything that came at last

You're waking up
You're flying out
The door has sprung loose
Don't forget me