Strange world

Strange world

28 mei 2011

Haantjes

Nooit zou ik een verhaal beginnen met een zin over de liefde. Diepe overpeinzingen over hoe verliefd de schrijver was op een meisje dat hij kwijtraakte, of een vergelijkbaar cliché over ware liefde en haar perikelen. Bij dergelijke schrijvers dacht je ooit aan een specifieke setting. Grootse, romantische settings voor de dromers onder ons: De schrijver met pen en papier die diep in de nacht schrijft bij het licht van zijn groene bureaulampje, terwijl in een hoek van de kamer de stomp van een kaars in zijn eigen vet drijft en de gestapelde lege wijnflessen een beeld schetsen van de bedwelmde staat van het schrijvershoofd. Sinds de jaren negentig nestelt Carrie Bradshaw zich echter met haar macbook en leesbrilletje naast deze klassieke romanticus op de bureaustoel. En hoewel je tot op bepaalde hoogte moet meebewegen met moderne trends, kan ik niet zeggen dat ik daarvan gecharmeerd ben. Het enige wat die twee nog in overeenkomst hebben is dat het gaat om het beschrijven van de liefde, en zelfs dat behoeft de toevoeging ‘min of meer’. Ik had me voorgenomen dat ik als ik ooit zou gaan schrijven, liefde zou schrappen uit mijn onderwerpenlijst. Ik ben nooit een groot fan geweest van lieve novelletjes maar ik moest na een aantal jaar worstelen met woorden toch toegeven dat het onmogelijk was om je niet in te laten met een dergelijk onderwerp. Het is wel zoeken naar een geschikte vorm daarvoor en ik geloof niet dat ik die ooit heb gevonden. Puur gezien komt het erop neer om je gevoelens en observaties op papier te zetten zodat ze voor iedereen begrijpelijk zijn. Maar wat is begrijpelijk? Moet je vervallen in ruwe, onverhullende schetsen over seks, je laatste veroveringen en je prestaties in bed? Het is tekenend voor Nederlandse auteurs dat ze weinig aan de verbeelding overlaten. De populariteit van de betreffende schrijvers staat in direct verband met het aantal synoniemen dat ze voor het woord seks kennen. Van taboes doorbreken zijn we ver afgedreven. Het is inmiddels een lompe populariteitswedstrijd geworden tussen de testosteronhaantjes uit de Nederlandse schrijfwereld. Ik durf mijn hand erom te verwedden dat 80% van de auteurs in de huidige bestsellerslijsten zich de laatste keer dat ze met een boek op de bank zaten niet meer kan herinneren. Hoe dicht sta je dan nog bij de literatuur? In hoeverre ben je dan nog bezig met wat ooit je passie was?

De magie van het kopen van een nieuw boek na veel te lang in die boekhandel te hebben rondgeneusd is met weinig te vergelijken, maar heeft in ieder geval weinig van doen met het wegtikken van zestien zoete witte wijntjes op een boekenbal en aan de zwier gaan met Kluun, of het nonchalant antwoord geven op de vragen van een journalist die bij jou thuis komt om het ‘allemaal een beetje informeel te houden’. Hip is het bovendien om, zodra je het zover geschopt hebt dat je je boekie op tv onder de aandacht van het volksgepeupel mag komen brengen, een bril met duidelijk aanwezig montuur te dragen van waaronder je quasinonchalant en uiterlijk onverstoorbaar de wereld inkijkt. En dan zijn er twee opties voor je. In de media ga je de vlotte jongen uithangen (of: het blije huppeltutje, ik wil natuurlijk niet discrimineren) waarbij je breed glimlachend na elke vraag van de journalist zegt ‘oh leuk dat je dat zegt, want…’ waarna er een lang, ingestudeerd verhaal volgt over wat je nichtje zes jaar geleden tijdens de bevalling van je vriendins dwergpoedel aan de telefoon tegen je zei en hoe juist dát je geïnspireerd heeft tot het bedenken van de huidaandoening van de maîtresse van het autistische personage in je nieuwste romannetje. Optie twee is een meer cynische versie van deze snelle jongen, alleen vertel je het hele verhaal zonder te knipperen of te glimlachen terwijl je de ondervrager recht aan blijft kijken, waardoor niemand zeker weet of je het meent of niet en er een zenuwachtige sfeer ontstaat aan de tafel waaraan je zit. Levert je gegarandeerd een column in een van de landelijke dagbladen op.

Wat ik alleen maar wil zeggen is dat we met zijn allen terug moeten naar de essentie van het schrijven. Je hoort geen schrijver te willen worden omdat mensen dan weten wie je bent als je over straat naar de supermarkt wandelt. Niet omdat het je vrouwen oplevert, geld, aanzien. Je hoort te willen schrijven omdat je mens bent, omdat je wilt genieten van dingen, omdat je een passie voor iets hebt en die wilt uitdragen. Zaken als medicijnen en recht zijn in deze wereld nobele doelen en noodzakelijk om het leven te onderhouden. Maar literatuur, poëzie, schoonheid, romantiek, liefde.. dat zijn dingen waar we voor wíllen leven. Als onderwerp zijn ze daarmee niet te omzeilen en dat moet iemand als ik ook helemaal niet willen. Dan mis je mooie ervaringen die je toelachen vanaf het papier en die je weer even laten beseffen waar je het allemaal voor doet. Liefde is een rare, complexe wereld vol van tegenstellingen. Dat is waarom het soms zo veel pijn kan doen, maar ook waarom het zo verschrikkelijk leuk is.

22 mei 2011

Baby we'll be fine

Baby come over, I need entertaining
I had a stilted, pretending day
Lay me down and say something pretty
Lay me back down where I wanted to stay
Just say something perfect, something I can steal
Say: 'Look at me, baby, we'll be fine.
All we've got to do is be brave and be kind.'

The National