Strange world

Strange world

22 april 2010

Ouder Worden

De angst om ouder te worden werd lange tijd beschouwd als een zaak van de oestrogenenbezitsters. Het waren de vrouwen die zich zorgen maakten over het tikken van hun biologische klok, die ‘creatief’ waren als hun leeftijd ter sprake kwam en die bang waren om over te blijven. Mannen, net zoals goede wijn en kaas, werden zogenaamd beter naarmate ze ouder werden. De ouder wordende man had het zogezegd gemaakt. Hij was als Sean Connery in Goldfinger: Cool, ervaren en zelfverzekerd. Onweerstaanbaar voor vrouwen en intimiderend voor mannen van in de twintig. Iedereen was jaloers op hem. Zo moest het zijn. Zo willen alle mannen het. Maar de jonge mannen van nu worden ouder, en ze weten het niet meer zo zeker.

Wat is er aan de hand? Een aantal dingen. Ten eerste heeft de voorgaande generatie, die verondersteld wordt veertig te worden in hun tuinschuur, omringd door kleine kinderen en belastingformulieren, besloten om op een schandelijke manier oud te worden. Deze groep, die bestaat uit voornamelijk overtuigde vrijgezellen, kinderloze gescheiden vrouwen en seriële monogamen, gedraagt zich alsof ze in de twintig is. Dit druist niet alleen in tegen de natuurlijke loop der dingen, maar is ook nogal verwarrend. De meeste jonge ouder wordende mannen die ik ken hebben een relatie en vinden dat prettig. De gedachte dat op een dag alle veiligheid die hun partners hen bieden weg kan vallen en ze gedwongen worden om hun leven als tiener over te doen is echt angstaanjagend. Nu moeten zij, jonge ouder wordende mannen, zich niet alleen zorgen maken over het vinden en houden van de ware, ze moeten ook onder ogen zien dat een mislukking zal resulteren in nog een decenniumlang in sportauto’s rijden, afspraakjes met tienermeisjes maken en leren broeken dragen. In theorie een aardig idee, maar waardeloos in de praktijk.

Ten tweede hebben ze zo weinig te klagen over hun relatief ongecompliceerde levens, dat ze besloten hebben zich aan te sluiten bij de vrouwen, voor wie wekelijkse sessies bij een therapeut, een yoga- én een tai chi-leraar standaard zijn. Ze piekeren over hun gewicht, ze piekeren over hun liefdesleven en ze piekeren over het piekeren. Ouder wordende vrouwen daarentegen hebben een geweldige tijd. De media hebben een nieuw sleutelwoord bedacht om ze te beschrijven, ‘middenjeugd’. Het is aannemelijk dat deze vrouwen eerder dan mannen een scheiding aanvragen als hun partners niet in staat zijn om zich staande te houden en daar komt nog bij dat ze hun seksuele piek bereiken op het moment dat de gemiddelde vent in een soort dal terechtkomt.

Natuurlijk is je leven niet voorbij, alleen omdat je ouder wordt. Ik weet dat de meeste mannen hun sportschoenen niet zullen inruilen voor een paar slippers. Waar zij bang voor zijn, waarvan ik denk dat alle mannen dat zijn, is verandering. Het maakt niet uit hoe geleidelijk, het maakt niet uit hoe subtiel. Maar verandering is een onderdeel van het leven, dus je kunt er tegen vechten en verliezen of, in navolging van de Millennium Vrouw, het accepteren en groeien. Net zoals voor de meeste dingen in het leven is er een middenweg. Terwijl sommige mannen tekeergaan tegen het aflopen van hun Nikes, is er een gedeelte van hen dat er stiekem naar uitkijkt om ouder te worden.

20 april 2010

Over barsten en scherven

Kijk haar aan. Recht in haar nerveuze ogen. Ze is net zo zwak als jij en ik. Dat ze zich voordoet alsof er niets aan de hand is betekent niet dat ze nooit eenzaam is. Je belt haar om middernacht. Waarom is ze niet thuis? Moet je de nacht nu eenzaam doorbrengen? Als ze lacht word je onrustig. Waarom is ze gelukkig? Niet door jou. Dat je er bent betekent niet dat je voor haar klaarstaat. Haar handen zijn koud, afgeleid, vastgeklampt aan dingen die er niet zijn. Je bent verliefd op hoe ze zich voelt. Streel over haar rug, daar houdt ze van. Haar klamme huid schreeuwt paniek. Samen in bed, kalmte. Haar adem tegen jouw schouder, je onderrug tegen haar zachte buik. De stilte drukt op jullie neer en als je je omdraait slaapt ze voorzichtig. Je neus druk je in de haren die onwetend over het kussen liggen uitgespreid, de geur van haar shampoo kalmeert je. Als je de volgende morgen weggaat vraag je je af wat er anders kan. Je maakt geen keuzes. Het spel vervaagt. Neem het van haar weg, smeek ik je. Toen ze een kind was lachte nog iedereen. Maar niemand kende haar. Jij weet wie ze is, neem haar bij de hand. Geen geheimen, niemand kent jou. Je loopt met zachte tred. Zij houdt van jongens met woorden die maar de helft vertellen, waardoor ze altijd blijft verlangen naar meer. Jongens die op een respectvolle afstand naast haar blijven zitten, waardoor ze alleen maar dicht tegen ze aan zou willen kruipen. Jij houdt van meisjes die je herinneren aan mooie melancholische liedjes. Meisjes die je overrompelen met hun kwetsbaarheid, waardoor je bang bent dat ze bij een eerste aanraking zullen breken. Jullie zijn verstrengeld in verlangen. Ze loopt niet alsof haar voeten amper de grond raken, ze glimlacht soms als een mysterieus vrouwwezen. Ze heeft geen stem van vloeibare honing die naar de diepte van je hart zinkt. Soms kijkt ze schichtig weg. Daarom hou je van haar. Daarom zou je ongedwongen haar hand willen vastpakken en op klaarlichte dag met haar willen dansen op het marktplein. Jij, de jongen die van zijn leefwereld een pure observatie heeft gemaakt. Daarom doe je het niet. Haar hoofd is bij een ander. Ze droomt van intimiteit en zware verliefdheden. Chemie doet je terugkeren. Ze omhelst jou, jij omhelst haar. Alles is goed. Voor nu.

Logboekhalfuurtje: Balkon

Twee postbodes op de fiets, een oudere dame en een jong meisje.
Een meisje in blauwe trui op fiets met te hoog zadel.
Een man met bril, blauw shirt dat gespannen staat door de dikke buik. Komt vijf minuten later weer voorbij.
Een oud vrouwtje in een blauwe Mercedes die zes pogingen nodig heeft om vooruit in te parkeren.
Bomen die met dit mooie weer weer in bloei staan.
Een lelijke beige Opel die niet in het parkeervak past. Een vrouw van midden veertig, gekleed in voornamelijk leer stapt uit.
Een kindje in geel jurkje en roze panty’s komt met verjaardagshoedje schuin op haar hoofd de hoek om gerend. Even later volgen twee vrouwen die verdachte gelijkenis vertonen. Ze stappen in een oerlelijke geelbruine autotank.
Een oude turkse man met 1 arm die moeilijk loopt, steunend op zijn wandelstok.
Een exact dezelfde Mercedes als die van het oude vrouwtje die aan komt rijden en in een keer achteruit inparkeert, is daarmee nog eerder klaar dan het oude vrouwtje.
De man met de stok is nu aan het eind van de straat en lijkt steeds langzamer te lopen.
Een getint meisje met goudkleurige tas loopt op flink tempo de hoek om.
De zon weerkaatst in het rode achterlicht van een van de geparkeerde auto’s en doet pijn aan mijn ogen.
Sander komt een kus geven en ik instrueer hem hoe de witlof in de oven moet.
Een wit bestelbusje van Crepa Service komt de straat binnengereden.
De zon schijnt plotseling verdacht fel.
Sander plukt wat blaadjes van de rozemarijn.
De roeken op de daken aan de overkant zijn nog steeds fanatiek bezig met het bouwen van hun nesten in de schoorstenen.
Een felblauw klein autootje komt voorbij gescheurd.
De klimop bij de buren begint uit te dijen.
In graffiti staat er stoned tussen andere onleesbare krabbels op de muur.
De blauwe Fiat Cinquecento, die door een onbekende onlangs flink toegetakeld is, staat tussen twee lege vakken geparkeerd, een blaadje achter de ruit met de vraag wie de dader is.
Ik tel vier rode, zeven zwarte, twee beige, twee paarse, vier blauwe, een oranje en drie grijze auto’s en een witte bestelbus op de parkeerplaats.
Twee groenbakken zijn aan de straat gezet.
Een lichtrode auto komt traag voorbij.
Een mevrouw met een hoofddoekje komt naar buiten om iets uit de achterbak van haar auto te halen, gaat dan weer naar binnen.
De lichtrode auto komt achteruit weer terug de parkeerplaats op. Een blond meisje in lelijk trainingspak stapt uit en loopt naar een geparkeerde auto waar ze iets uithaalt. Ze gaapt.
Een donkere jongen met dreadlocks struint met zijn handen in zijn zakken voorbij.
De rode auto schakelt lomp en hoorbaar, rijdt dan weg.
Een man op een fiets, met een koffertje achterop gebonden komt voorbij gefietst. Hij ziet er vermoeid uit.
Ik bedenk me dat mijn thee koud staat te worden en neem een slok.
Nog acht minuten.
Het valt me op dat een boom echt totaal kaalgesnoeid is. Een boom in de tuin onder me krijgt roze bloemetjes. Ik word er vrolijk van.
Ik kijk neer op beestjes die onder me voorbij vliegen.
Een zwarte BMW rijdt plotseling geluidloos weg.
Een witte bestelbus van Van Amelsvoort Schilderwerken komt de straat in, rijdt achteruit de stoep op en verdwijnt uit mijn gezichtsveld.
Een zwarte kat loopt doelloos van auto naar auto. Reageert niet echt wanneer ik rare geluidjes maak om zijn aandacht te trekken.
Sander komt naar buiten.
We eten.
Het wordt koud op het balkon en ik ga naar binnen.

Mood: Content

19 april 2010

Openlijke twijfel

Vaak pakt hij mijn hand en drukt hem tegen zijn wang, of geeft er een kusje op. Soms buigt hij zich onverwachts naar me toe en kust me lachend. Het soort blijdschap dat hij dan uitstraalt wekt bij mij het gevoel dat hij voor altijd van mij, en van mij alleen, zal houden. Maar misschien is hij alleen maar zo euforisch omdat hij me heeft herroverd. Op mijn twijfels reageert hij dan niet, hij laat zijn goede stemming niet door mij bederven. En dat is eigenlijk wel prettig; ik voel me langzaamaan ook blij worden, hoewel ik van nature geen opgewekt mens ben. Natuurlijk weet ik best dat je niet op uiterlijkheden af moet gaan, maar dan nog. Hij ziet eruit als een gelukkig mens op die momenten. Nog steeds weet ik nooit zeker of dat dan zo is, of hij op die momenten inderdaad even gelukkig is. Maar wat weet je nu helemaal van andermans geluk, of dat van jezelf? Het gaat niet alleen om uiterlijkheden, het heeft ook te maken met gevoel. Een gevoel dat te maken lijkt te hebben met iets wat dieper gaat dan uiterlijk, hoewel zulke 'gevoelens' - van die instinctieve ingevingen uit het limbisch systeem - soms ook juist heel oppervlakkig en anachronistisch kunnen zijn. Het gevoel dat een eendenkuiken moet hebben als het sterker reageert op een roodgeverfde stok dan op de snavel van zijn eigen moeder.

13 april 2010

Symbiotische verstrengeling

De gedachte dat twee mensen één worden, heeft sinds lang bestaan, maar in de werkelijkheid is het belangrijk om te onderkennen dat één en één gewoon twee blijft. Symbiotische verstrengeling is vergelijkbaar met een eikenboom en een cipres die zo dicht bij elkaar staan dat hun wortels en takken door elkaar heen gaan groeien. Algauw hebben beide bomen niet genoeg ruimte meer, delen van elke boom sterven af en geen van beide bomen komt tot volle wasdom.

In tegenstelling tot een compromis, dat een bewust en min of meer gelijkwaardig geven en nemen is, houdt symbiotische verstrengeling in dat je ontkent wie je bent of wat je nodig hebt om het de ander naar de zin te maken of een relatie in stand te houden. Het doet zich voor als de individualiteit van de partners aan de relatie wordt opgeofferd. Verliefd worden is opwindend en neemt je helemaal in beslag, maar in werkelijkheid is het een fase in de relatie waarin de symbiotische verstrengeling erg sterk is. Het geeft zelfvertrouwen als een ander net zulke gedachten en gevoelens heeft als jij. Het is een heerlijk gevoel. Maar ten slotte zal ieders waarneming blijken te verschillen. Hoe dit wordt gehanteerd, is voor de relatie van doorslaggevend belang.

Soms raken mensen verstrikt, omdat de ene partner de andere intimideert en de ander er zo toe aanzet zijn eigen meningen, perspectieven en voorkeuren op te geven. In andere gevallen neemt een partner de visie van de ander vrijwillig over, omdat hij of zij er zo naar verlangt om heel dicht bij de ander te zijn. Een deel van jezelf ontkennen is dan verkieslijker dan alleen zijn - in ieder geval in het begin. Maar het probleem met de opoffering van delen van jezelf om het de ander naar de zin te maken is dat het op de lange termijn niet werkt. Het kan jaren duren, maar ten slotte besef je dat je jezelf bent kwijtgeraakt, al heb je dan een relatie. Om jezelf met een ander te delen heb je voldoende besef van individualiteit nodig om de ander iets te kunnen bieden. En ook al heb je een stevig zelfgevoel, intimiteit vergt tijd, openheid, een niet-oordelende houding, luisteren en aanvaarding. En dat kan soms verdomd lastig zijn.

8 april 2010

Hart aan het werk

Hoe gaat dat eigenlijk, je gelukkig voelen? Word je op een ochtend wakker, rek je jezelf uit en zegt dan tegen de stralende zon: 'ik ben verdomd gelukkig'? Overvalt het je wanneer je met je geliefde over straat loopt op een spaarzame vrije dag en loop je vervolgens de rest van de dag blij te zijn? Het is niet dat ik nooit het gevoel heb gehad dat ik tevreden ben met mijn leven, of dat ik nooit blij en opgewekt ben. Maar ik denk dat ik van nature een verdrietig persoon ben. Iemand die overal over piekert en zich snel zorgen maakt. Die oog heeft voor alles wat er mogelijkerwijs verkeerd zou kunnen gaan en daar uitwegen voor probeert te bedenken. Op het bot genomen moet het voor mensen verdomd moeilijk zijn om door te dringen tot het geluksreservoir dat ik met hart en ziel bescherm. Je diepgelukkig voelen moet een intens, warm gevoel geven, dat zich door je bloedbaan verspreidt als was het een partydrug.

Met je eigen verdriet omgaan is makkelijker dan het zien van een geliefde die met zichzelf en zijn wereld in de knoop zit. Met alle wil van de wereld is het vaak niet mogelijk om dingen voor de ander op te lossen. Het spreekwoordelijke heft in eigen hand nemen is een onoverkomelijke noodzaak in veel gevallen. Wat scheelt is dat vier handen meer kunnen aanpakken dan twee en een extra paar schouders de last vergroot die erop zou kunnen rusten. En als je jezelf ertoe zet om die hulp toe te laten kun je je samen nog verdomd gelukkig voelen, hoeveel verdriet er ook nog ligt om uit de weg te ruimen.

7 april 2010

Silently Aware

We hebben een verleden dat we niet meer delen. Het was een korte ontmoeting, een heftig ongelukje, een snelle afwikkeling van wat we nerveus een vriendschap noemden. We liepen hand in hand door de zonnige stad op weg naar het station en wisten dat vanaf dat moment alles anders zou zijn. Daarom genoten we met volle teugen. Daarom keek ik net zo lang door het wazige, besmeurde raampje van de trein tot ik zelfs je blonde haren niet meer kon onderscheiden uit de felle wereld om je heen. Wist je toen al dat je me zou gaan haten? Dat je me zou verbannen uit een wereld waarin ik zo graag aanwezig was? Je vrienden zagen het als een spel dat ik met alle mannen speelde, een kat-en-muisspel waarin ik de ongeslagen winnaar was. Daarin viel geen eer te behalen. Misschien dat ik daarom zelfs wel blij was toen je iemand ontmoette die voor jou kon zijn wat je in mensen zocht. Een hevige, ongeremde romance. Op je verjaardag, de laatste dag dat ik je zag, was ik getuige van twee mensen die zo volslagen in elkaar opgingen dat ze de met vrienden volgestopte ruimte om hun heen niet leken op te merken. Ik was blij voor jou maar het ontging me niet dat dit de laatste fragmenten zouden zijn van jouw geluk, althans, die ik zou meemaken. De laatste tekenen van leven betreffen de kennisgeving van jouw hervonden eenzaamheid. Je hart gebroken, je leven zich beperkend tot je kamer en meest nabije vrienden. Moet ik je bellen? Kan ik kijken hoe het met je gaat? Mag ik je mijn hand bieden om weer op te krabbelen? Hoe dan ook, ik ben stil op de hoogte van je pijn. Op een afstandje weliswaar, maar weet dat ik om je geef.

4 april 2010

Document1

De obscene digitale witheid schreeuwt me vanuit het diepst van zijn pixels toe. Mislukkeling. De dikgedrukte, ongewijzigde titel staart me al vier onafgebroken uren hardnekkig aan en ik pijnig mijn hersencellen om de confrontatie met dit digitale geweld te winnen. Dat eindeloos witte vlak dat het bewijs vormt van het gebrek aan elke vorm van artistiek talent. Onbeweeglijk zit ik achter mijn laptop, mijn vingers bijna in winterslaap op de toetsen, mijn voeten steeds dieper weggezakt in het tapijt onder mijn stoel. ‘Zachter dan dit krijg je het niet,’ wees de verkoper met een ijzeren glimlach toen ik het kocht, een tapijt dat door zijn zachtheid bijna zou afdwingen dat je het alleen met blote voeten betrad. Wat eigenlijk ten beste tot zijn recht kwam wanneer je je er volledig op uitstrekte in het warme zonlicht dat door het raam naar binnen viel, alsof je een kat was die na dagenlang per ongeluk opgesloten te zijn in een keukenkastje plotseling werd losgelaten en die zijn poten nu in alle mogelijke richtingen wilde uitrekken, gewoon omdat het kon.

Kon het maar. De waarheid is dat ik de meest ongeïnspireerde schrijver ben die ik ken. Zou ik niet gewoon heel erg bang zijn? Bang om te vervallen in clichés die al een ontelbaar aantal keren in woorden zijn gevat? Ik zucht en sta kreunend op van mijn stoel. Terwijl kleine zweetdruppeltjes op mijn voorhoofd parelen begin ik door de kamer te struinen. Alles overvalt me plotseling. De manier waarop de boeken in keurige rijen zijn gerangschikt. Het bed, meer van hem dan van mij, waarin een ontelbaar aantal meisjes voor mij hebben geslapen. In hoeken gestapelde torentjes van spullen die er net genoeg toe doen om niet te worden weggegooid, restanten van een leven dat ooit gevuld was met interessantere bezigheden dan het wachten op woorden die maar niet willen komen.

Ik moet het loslaten. Vergeten dat ik hier alleen ben terwijl het liefste wat ik wil is het in mijn armen sluiten van mijn zoveel stoerdere wederhelft die er juist op dit ogenblik niet kan zijn. De televisie brult me woorden toe in een bekende taal die ik niet begrijp. Flarden van waardevolle uitspraken drijven mijn hoofd binnen. Nothing in life worth living for comes easy. Ik zie de droge bergjes knoflookschillen op het aanrecht en ik moet me vastgrijpen aan het aanrechtblad om de vloer niet te treffen in een pijnlijke omhelzing. Het dagelijkse leven omsluit me als een cocon die zelfs het scherpste uitbeenmes kan weerstaan. Natuurlijk begint het nu te regenen.

Graancirkels vormen zich inmiddels in de haren van het tapijt. Ik plof op de bank, wikkel me in de donkerblauwe plaid en laat me opzij vallen. Verveeld staar ik naar de geprojecteerde beelden op zoek naar verborgen inspiratie. Hoewel ik weet dat het doorspitten van zijn laptop me bergen inspiratie zou brengen door de confrontatie met ongewenst fotomateriaal uit zijn verleden, ontken ik het feit dat het apparaat me vanaf het bijzettafeltje ligt aan te staren. Zelfkastijding moet niet overal de oplossing voor zijn. In gedachten probeer ik opnieuw de gebeurtenissen aan elkaar te rijgen die leidden naar de dagen dat ik hem ontmoette, kwijtraakte en herontmoette. De spinsels in mijn hoofd krijgen er geen vat op en vervormen alles tot een kluwen wol in schreeuwerige kleuren die draadje voor draadje uit elkaar getrokken dient te worden. Wie zou ooit de moeite nemen? Mijn zijdelingse point-of-view bevalt me. Vanuit mijn positie zie ik maar de helft van het scherm en als ik mijn ogen een voor een dichtknijp maken de acteurs een minuscuul sprongetje naar rechts of links.

Toen mijn ogen begonnen te tranen hees ik me weer rechtop aan de leuning van de bank. Een vertrouwde klik vanuit de hal deed me opveren. Met de plaid nog half om mijn benen geslagen sprintte ik struikelend richting de voordeur, waar Sander me met vermoeide maar glinsterend blije ogen opving. Ik kan niet zeggen dat de schrijfpoging toch nog eindigde als proza met volwaardige titel die avond, of een van de avonden die daarop volgden. Maar ik besefte me dat ons leven in ieder geval geen Document1 meer was.