Strange world

Strange world

16 november 2015

Staccato

Ik had hem eigenlijk nooit echt ontmoet, besefte ik pas later. Het waren vooral dromen en het uitwisselen van gedeelde vage interesses geweest wat ons bond. Ons korte treffen, slechts driemaal, stond in de kantlijn als een paragraaf die nooit in het boek zelf was opgenomen. Het was alsof ons bestaan samen teerde op bijna vergeten dagen en gedachtes. Maar hij, die zo klein en zo fijnbesnaard van geest was, zat vastgeketend aan alles wat ik als mijn ware ik beschouwde, delen van mij die ik in het dagelijks leven ver wegstopte omdat niemand ze leek te begrijpen. En daar, in die luwte, leefde hij. Als een geweten zonder oordeel hing hij maar wat rond, en ook hij schuwde het leven. Zijn dagen gingen op aan dromerige muziek en de werelden die anderen schepten in blanco papier. Ook hij was iemand die niemand begreep. Maar hij deed zich in ieder geval niet als een ander voor. Ik wilde dat ik die kunst verstond.

Langzaam maar zeker raakte mijn geest afgeplat. Ik voelde het als ik stond te koken, als ik onderweg was naar mijn werk, of sprak met wie ook maar interesse veinsde. Dan praatte ik over mijn werk, over boodschappen en concerten, over kinderen en huishoudelijk werk. Niet over de dagen die zich steeds langer leken te rekken, doorwaakte nachten die mijn gepieker aanriepen en de waas waarin de dagen voorbij gleden. Ik begreep op zich best hoe het kon. Als je wilt functioneren moet je je conformeren. Aan geldende regels en normen en waarden, aan al dan niet uitgesproken wensen en eisen en aan de generieke geest van je omgeving. Het gemiddelde haalt je omlaag; Ik stagneerde omwille van mijn positie in het alledaagse.

Puur feitelijk gezien maakte de groeiende onwetendheid mij gelukkiger. Ik leek beter in mijn omgeving te passen en mensen leken me steeds minder te zien als iemand die vermeden diende te worden. Als een robot die een enige menselijkheid voelt. Maar diep vanbinnen kwijnde ik weg. De pieken werden lager naarmate de dalen minder steil raakten. Ik miste hoe ik me voelde jaren terug, toen alles nog ingewikkelder was. Toen de nachten rozig en zoet waren, gevuld met muziek, weeïge muzikale klanken en zwaarmoedige overwegingen. Soms dacht ik dat ik mijn volledige leven voor mijn vijfentwintigste levensjaar had doorgemaakt. Alsof het niet meer te overtreffen was. Alsof er al te veel was gebeurd.

Het was het bewegen door de nacht wat me in die periode het meest is bijgebleven. Alleen, langs verlaten weilanden met lichtjes in de verte, terwijl mijn jaszak af en toe oplichtte met een berichtje van hem. En later samen, midden door de stad en aan het water, waar de tijd langzaam aan ons voorbij trok. Die avonden losten even snel op als later mijn herinneringen in het luchtledige verdwenen. Maar het gevoel bleef. Het was nachtelijke weemoed, een zwaar gevoel van gemis, verlangen en verdriet. Een soms misselijkmakend besef dat er niets uitzonderlijks meer zou gebeuren. Dat ik niets meer zou voelen.

Had ik het anders aangepakt, dan was hij minder verloren en ik minder verscheurd. Maar ik kon het niet, ik kon me niet overgeven aan een toekomst die ik niet zag en hij wel. Ik koos voor een leven dat veilig was, vertrouwd, ongecompliceerd. En daarmee koos ik tegen hem. Hij die zijn leven stilletjes leefde en er geen woorden voor zocht. Hij die bevroren raakte in de tijd. Hij die mijn jonge ik had gevoed, geketend en bezweerd, en was gedwongen haar los te laten.

En ik, die niet anders wist dan te worden meegesleurd door het leven.

18 februari 2015

Nouveau comfort

Andy Warhol schreef ooit ‘Either once only, or every day. If you do something once it’s exciting, and if you do it every day it’s exciting. But if you do it, say, twice or just almóst every day, it’s not good any more.’

Ik ben slecht in advies opvolgen, maar dit is er eentje die ik ter harte neem. Tegen je intuïtie in is het namelijk vaak makkelijker om iets praktisch elke dag te doen, dan om het soms te doen. Daarom sta ik élke werkdag om 05:45 op. Ruim ik elke dag mijn mailbox op. En schrijf elke dag iets in mijn willekeurige-spinsels-boekje. Als ik namelijk iets twee, drie of vier dagen per week probeer te doen, verspil ik veel tijd aan het overwegen of het vandaag een van die dagen is, of morgen, of overmorgen; of de week en dus de telling start op zondag of op maandag; of vandaag ook meetelt; of je op feestdagen wel zoiets moet ondernemen, en ga zo maar door. En dat is vermoeiend.

Als ik iets elke dag doe dan wordt het een gewoonte. Oké, gewoonten hebben een slechte reputatie. Het is absoluut waar dat nieuwigheden en uitdagingen leiden tot blijheid, en ik geloof ook dat mensen die hun routines doorbreken, nieuwe dingen proberen en naar nieuwe plekken gaan blijer en uiteindelijk gelukkiger zijn. Ik werkte als bedrijfsjournalist bij een innovatiecentrum en sprak dagelijks enthousiaste ondernemers die ‘geïnspireerd raakten’ en ‘pas echt tot leven kwamen’ toen ze ‘de sleur van hun kantoorbaan’ verlieten en de nieuwe dingen gingen doen die ze altijd al wilden doen.

Maar ik denk dat gewoonten minstens zoveel blijheid brengen. Het plezier van elke dag iets hetzelfde doen, op dezelfde manier, moet niet over het hoofd worden gezien. Nieuwigheid kan voor de meeste mensen namelijk niet zonder gewoonten. De dingen die je dag vastigheid geven krijgen op den duur hun eigen schittering, en geven een soort van onzichtbare, ongrijpbare structuur aan het dagelijks leven. Het geeft net die grip die je nodig hebt om met nieuwigheden en onzekerheden te kunnen omgaan.

Mettertijd kreeg ik door dat voorspelbaarheid gekoppeld is aan een gevoel van veiligheid, een van onze meest fundamentele behoeften als mens. ‘Nieuwe dingen doen’ betekent voor mij dan ook ‘nieuwe gewoonten onderzoeken’. Dat voelt veiliger, vooral in fasen waarin ik de behoefte aan nieuwe situaties en ervaringen niet langer onderdruk. Nieuwigheden die ik normaal uit angst of onzekerheid uit de weg ga.

Vaak zijn de dingen die het ons vermijden te hebben wat we willen hebben, gewoonten die we onbewust door de jaren heen hebben ontwikkeld en die ons brein nu associeert met voorspelbaarheid – waardoor ze goed en betrouwbaar aanvoelen. Paradoxaal genoeg kan het onderkennen en accepteren van deze gewoonten volgens mij genoeg zijn om nieuwe energie te ontwikkelen om nieuwe dingen te doen. Het een kan niet zonder het ander.

Gewoonten hebben hun slechte reputatie absoluut niet verdiend. Wil je openstaan voor nieuwe dingen, dan zul je je gewoontes de ruimte moeten geven. Is er dus iets wat je graag vaker zou willen doen, probeer dat dan dagelijks te doen. Schrijf elke dag, smeer elke dag een lunch, wandel elke dag, lees elke dag. Het is echt makkelijker.

11 februari 2015

Open brief

Zeergeachte roodgejaste 60+-man,

Onlangs liep ik nietsvermoedend door Hoog Catharijne te Utrecht. Toegegeven, ik was ietwat gehaast en mijn werkdag was niet de beste die je kunt doormaken, maar al met al was ik vrij neutraal gezind. Het was echter op het moment dat ik naar de vertrektijden op het grote scherm keek, dat mijn perifere gezichtsveld een signaal van paniek naar mijn hersenen zond. Ik draaide mijn hoofd en jawel: daar stond u. Nietsvermoedend, kalm keuvelend met de dame naast u, in alle glorie in uw gloednieuwe felrode ANWB-jas.
 
De kleur was zo intens dat de angst dat u me bij het passeren een PvdA-flyer in de hand zou drukken me overspoelde. Het daaropvolgende sprintje was niet alleen omdat ik mijn bijna-vertrekkende trein wilde halen.  Wat ik wil zeggen mijnheer: uw jas was wel heel erg rood.

Uw jas was zo rood dat onze nationale vlag bij vergelijking slechts nog een wit-blauwtje te noemen is. Uw jas was zo rood dat ik denk dat het Marco Borsato inspireerde tot zijn welbekende hit en aangekoppelde concertenreeks. Uw jas was zo rood dat de kans groot is dat de Sovjet-Unie u in de nabije toekomst tot eremens kroont en de regie over de Krim aan u overdraagt. Uw jas was zo rood dat Bob Ross helemaal niet zo bang had hoeven zijn voor het gebruiken van Orient Red in lichtgroene landschappen. Uw jas was zo rood… awel, u begrijpt waar ik heen wil.

Het is niet dat ik uw lef niet respecteer. Ik zou een dansje doen van verrukking als ik niet de zondagse soep rook wanneer ik oma’s wijk binnenreed, maar bij binnenkomst een volledige uit meerdere kookboeken gereproduceerde 28-delige Indische rijsttafel aantrof. Ik zou achterop springen bij de bejaarde die zijn rollator inruilt voor een kekke Segway, en ik kan het zelfs door de vingers zien wanneer een oudere medemens zich gedecideerd vanachter de geraniums wegsleept, zijn beige pantalon in de prullenbak mikt en zich in een rode broek hijst. Maar meneer, die rode jas van u? Dat gaat alle aanvaardbaarheid te boven.

Uiteraard kunt u er tot op bepaalde hoogte ook helemaal niets aan doen dat mijn reactie heftig was. Rood is immers van nature een kleur die snel de aandacht trekt en gezien wordt als de kleur van gevaar. Een ‘rode lijst’ is een opsomming van mensen, dieren, etc. waar gevaar aan verbonden is. Rood is een signaalkleur in verkeerslichten en seinen en alarmeert mensen. Rood is namelijk ook de kleur van bloed, voor mensen instinctief verbonden met gevaar. Rood, in variërende tinten, is de kleur van woede, van oorlogsgod Mars, van brand en prostitutie.

Daarbij opgeteld bent u waarschijnlijk getrouwd. Waarschijnlijk zocht uw vrouw de jas uit. Waarschijnlijk heeft ze dezelfde, de vrouwen-variant, heeft u waarschijnlijk ook matchende rode fietsen en laat u waarschijnlijk na een jaar of 45 huwelijk het een en ander maar gewoon gebeuren. Dat begrijp ik mijnheer. Dat is ook maatschappelijk gezien volkomen geaccepteerd en het valt zelfs niet buiten de verwachtingen dat het u door de natuur is ingegeven. Ziet u? U kunt er misschien helemaal niets aan doen dat ik genoodzaakt ben u deze brief te schrijven.

Maar toch, beste gewaardeerde mijnheer met rode jas. De tint van úw rode jas was zo hel (ook rood), dat hij bijna licht gaf. Stoplichtrood. Rode-lijst-rood. Prostitutierood. Mag ik u daarom in nagedachtenis en de woorden van eerdergenoemde Bob Ross een aanbeveling doen vanuit mijn rodelievende hart? ‘Be careful with bright red. It’s a gorgeous, gorgeous color, but it’s so strong.’