Strange world

Strange world

23 april 2012

Vreemdelingenkoorts

De bus is vertraagd door werkzaamheden. Na een lange dag achter mijn computerscherm kan ik dit er niet bij hebben. Het ging deze week al niet naar mijn zin, elke dag was van acht tot zes volgepland en het merendeel van de tijd had ik niet eens tijd om te lunchen. En als je daar de ijselijke kou en de zuchtende en steunende collega’s op kantoor bij optelt, heb je het recept om me in een zombie te doen veranderen. Braaf lever ik mijn teksten af, maar tegen een uur of vier begint mijn brein zich in nog vreemdere kronkels te wringen dan normaal. Ik staar me blind op het woord ‘groothandel’ en kijk naar een koolmeesje, achter het raam in de struiken, terwijl ik me bedenk wat een raar woord dat is. Groothandel. Groot-handel. Een handel in groot? Groot. Het woord doet me denken aan iets roods, iets ronds, iets wat lijkt op bietjes, en een vogel. Krootjes, Grutto? Ik dwaal af. Mijn blik glijdt terug naar mijn scherm, ik vang een glimp op van de tijd en begin zes minuten voor vijf mijn tas in te pakken. Zes minuten om de bus te halen. Ik graai mijn papierberg bij elkaar, prop die bij mijn laptop in de tas en ren naar buiten - mijn sjaal achter me aan wapperend en in het voorbijgaan ‘tot donderdag!’ roepend naar mijn achterblijvende collega, verbaasd opkijkend van al die plotselinge activiteit.

En nu is de bus dus te laat. Mijn actieve moment glijdt voorbij terwijl ik op de bus wacht, samen met zes andere slachtoffers van het systeem. Zes vreemdelingen voor elkaar, gedwongen om samen te staan en te wachten op het moment dat we uit de bijna benauwende situatie worden bevrijd. Ieder voelt zich bijna verplicht om een gesprek aan te knopen, maar doet het niet. De spanning groeit, de tijd tikt voorbij, de zon gaat langzaam onder, een baby huilt. Mijn geest kronkelt door. Ik besef me hoe vreemd het is om een vreemde voor iemand te zijn. Hoe vreemd het is om jezelf te zien door de ogen van een ander, die jou niet kent. Hij weet niet dat jij dat op dat moment denkt, en wat denken de anderen over mij? De jongen naast me kucht, tikt de as van zijn sigaret en wisselt van standbeen. Rechts van me zoekt een blond meisje iets in haar jaszak, als ze haar hand omhoog haalt kijkt ze verbaasd naar de flippo die ze onverwacht heeft gevonden en glimlacht een tel, voor ze hem bijna beschaamd weer in haar zak terug stopt. Een jongen van mijn leeftijd staat voor me met zijn handen in zijn zakken, zijn blik gericht op het trottoir, alsof hij de tegels telt. Iedere 24 seconden slaakt hij een diepe zucht.

Daar komt de bus. Iedereen stapt in, bijzonder geduldig, bijzonder stil. De bus was leeg voor wij hem betraden. Maar nu zitten en staan er zeven vreemdelingen in een rijdend blikje. Buiten is het donker, binnen fluorescerend verlicht. Iedereen binnen wordt verdubbeld in de busruiten. Als ik naar buiten kijk, zie ik mijn eigen gezicht gereflecteerd in de voorbijschietende etalages. Gezichten veranderen. Van dag tot dag zie ik geen verschil, maar ik weet wel dat ik er anders uitzie dan ik ooit deed. Wie heeft het wel gezien? Een van de vreemdelingen die me door de tijd heen heeft geobserveerd? Gezichten veranderen, foto’s vervagen, alsof je verleden nooit heeft bestaan. Alsof de verleden-tijd-ik niet meer mag bestaan, omdat die zo anders is dan de tegenwoordige-tijd-ik.

Als we aankomen stappen zeven vreemdelingen uit en gaan geluidloos uiteen. Weer verder met onze levens, die heel even met elkaar in aanraking kwamen maar nooit met elkaar verweven zullen raken. Ik wandel naar huis, voel niets nu ik weer alleen ben. In mijn zak het mechanische geluid van een berichtje. Als ik zie dat jij het bent besef ik me dat ik jou wel heb zien veranderen. Dat we vreemden voor elkaar zijn geworden, door de tijd heen, en elkaar daarom weer kunnen zien veranderen. Als een jonge boom die je niet dagelijks ziet en die plotseling in bloei staat, over je heen reikt.

De eindeloze middag duurt eindeloos. Gedachten bekruipen me en laten me los terwijl ik doorwandel. Denken de vreemdelingen ook aan mij? Aan dat meisje met haar verwaaide haar, de te dikke winterjas voor het voorjaarsweer, met de veel te zware laptoptas die haar schouder van haar romp leek te willen rukken? Of denken ze net als ik aan morgen, wanneer we de route weer in stilte afleggen met nieuwe vreemdelingen? Daarom ben ik te laat thuis. Daarom ben ik ietwat eenzaam vanavond.