Strange world

Strange world

13 augustus 2010

Eenzaamheid

Nooit heb ik begrepen waarom er aan het woord eenzaamheid zo’n negatieve connotatie kleeft. De Dikke Van Dale omschrijft eenzaamheid als ‘alleen, zonder gezelschap zijn’, een op het eerste oog relatief droge omschrijving voor een eigenschap die in de kern van iemands wezen zit ingebakken. Nader beschouwd is de definitie die mijnheer Van Dale hanteert ook niet eens geheel juist. Als geen ander weet ik dat je je zelfs temidden van de grootste groep spontane, feestvierende, positieve mensen die je je kunt bedenken, volslagen eenzaam kunt voelen. Een gevoel dat me in mijn jongste herinneringen al vertrouwd voorkomt en wat me nu mijn leeftijd opklimt steeds vaker treft. Hoe meer ik om me heen kijk, hoe meer ik word bevangen door een alleen-op-de-wereld gevoel dat zich vervolgens ook maar moeilijk weer laat wegredeneren. En het gekke is, het staat me niet tegen. Grondige observatie van mezelf leert dat ik op eenzame momenten snel kalmeer, rust vind, de meest weloverwogen beslissingen neem, op mijn creatiefst ben en bovendien, geheel paradoxaal, weer de kracht vind om verslapte vriendschapsbanden aan te halen; een oerinstinct dat in mijn geval enkel wordt getriggerd op momenten dat sociale isolatie vanachter een hoekje op me staat te loeren. Het hebben van vriendschappen komt mij soms meer voor als nood dan als deugd, hoewel ik toch ook behoorlijk wat plezierige momenten beleef in het gezelschap van mensen die mij nabij zijn. Simpel gesteld zou ik het niemand van hen toelaten al te veel vreugde en plezier te storten in het ravijn dat mijn ziel heet; ik ben nu eenmaal van nature geen vrolijk mens. Daar moet je mensen niet teveel mee lastigvallen, de maatschappij is immers niet ingericht op treurig-melancholieke mensen.

Ik weet nog dat ik op een lenteachtige dag, een waterig zonnetje scheen en de wolken renden door de hemel, tijdens mijn elfde levensjaar ontdekte dat de maatschappij niet aan mij besteed was. Het besef voelde voor mij als een druppel water die onverwachts van het plafond in je nek belandt, of als een door een vergrootglas versterkte zonnestraal die een mier in een fractie van een seconde tot as verpulvert. Niet wetend dat het je al die tijd boven het hoofd heeft gehangen, en toch voor omstanders niet zo indrukwekkend als je zou denken. Een enkeling lacht je uit, iemand kijkt verwonderd op, maar de meeste mensen halen vermoeid hun schouders op en gaan door met hun levens. Slechts eenmaal, een aantal weken nadat ik besloot de wereld te vergeten, kreeg een leraar lucht van mijn onvoorziene keuze, toen ik voor de tiende maal op rij een donker hoekje op het drukke schoolplein opzocht om me te onttrekken aan de rauwe kinderemoties en me verdiepte in het zoveelste enorme boek dat ik onafgebroken met me meesleepte. De stempel van autisme hing al klaar in de aanslag boven mijn persoonsdocument toen ik plotseling aan de schoolarts meedeelde dat ik best wilde meedoen met de spellen op het plein, maar dat ik de toegevoegde waarde van het omgaan met kinderen die de hele dag praatten over Mickey Mouse en de inhoud van hun broodtrommel, niet zag. Of iemand me dat uit kon leggen. De schoolarts moest lachen en stuurde me na een aai over mijn bol weer terug naar mijn klaslokaal. Het was de eerste keer dat iemand bevestigde dat ik anders was dan de anderen, en de laatste keer dat dat niet schoorvoetend werd geaccepteerd.

Functioneren binnen de maatschappij betekent voor mij niet meer dan dat je de snelste weg naar je graf gevonden hebt. Werken op dezelfde plek doe ik dan ook nooit meer dan een aantal maanden op zijn hoogst, en enkel om het feit dat als ik dan toch moet leven, ik dat graag in weelde doe. Dingen waar ik niet van weet, mis ik in mijn eenzame wezen ook niet. Verwachtingsvolle mensen zijn nooit eenzaam omdat ze altijd op zoek zijn naar dingen die ze vullen van geluk. Maar als je in een donkere hoek van de kamer staat, moet je geen plattegrond van de stad willen tekenen. Sander is wat dat betreft mijn absolute tegenpool. Hij is onrustig, zoekt iets wat op deze wereld onvindbaar is. Uiteindelijk is iedereen voor hem een vreemde, daarom kan hij nergens lang blijven, daarom moet hij steeds weer verder. Anderen moeten in hem wel een ongeleid projectiel zien dat boven Tilburg zweeft, onberekenbaar en gevaarlijk voor iedereen die te dichtbij komt, omdat ongeleide projectielen nu eenmaal onberekenbaar zijn. En gevaarlijk. Maar wie wil niet minstens één keer in zijn leven door een ongeleid projectiel worden getroffen, wie wil niet slagen waar anderen falen, wie wil niet overwinnen waar anderen voor altijd verslagen zijn?

Geluk vind ik een teleurstellende aangelegenheid. Geluk heeft mensen meer deceptie te bieden dan eenzaamheid en toch is deze laatste degene die als negatief wordt aangemerkt, zelfs wanneer ze gepaard voorkomen zoals in mijn geval. Ik heb me verzoend met mijn eigen afwezigheid en op de daaruit voortkomende tevredenheid kan ik nog wel even teren. Wij menen met zijn allen recht te hebben op liefde, zoals de lezers van een thriller geloven recht te hebben op een bevredigend einde. Wie vindt dat zijn rechten zijn aangetast zal de liefde uit haar spelonk sleuren, desnoods met geweld. Liefde als een schoonheid die je op straat tegen het lijf loopt of meesleept uit de kroeg. Maar schoonheid heeft de eigenschap te verwelken, er kan geen bondgenootschap op worden gebouwd, wij zien haar vergaan terwijl we naar haar kijken. Niet in de laatste plaats omdat schoonheid zo verschrikkelijk snel went. Om te genieten van een ander mens, op zichzelf voor mij al een zeldzaamheid, heb je kunstgrepen nodig en illusies die sneller vervelen dan een goedgeschreven roman. Ik wentel me graag in mijn eenzaamheid zoals een hond door de modder rolt. Daar is niets negatiefs aan. Dat betekent genieten van het leven, precies zoals het je komt aanwaaien.

1 opmerking: