Strange world

Strange world

10 april 2011

Doodziek

Over doodgaan hoeft niemand me iets te vertellen. Zo’n 8 tot 15 dagen per jaar balanceer ik op het randje tussen leven en dood, en vooral vind ik mezelf dan erg zielig. Dat mag ook wel. Ik heb altijd geloofd dat mijn verkoudheden en griepjes erger zijn dan die van iedereen ter wereld, omdat de wereld nou eenmaal verdomd hard moet werken om mij van mijn voeten te vegen. Af en toe wil hij dan toch laten zien wie er de baas is. Het is maar goed dat ik het merendeel van de tijd zoveel weerstand weet te fingeren; een wereld zonder mij stel ik me voor als een wereld zonder kleur en Zachary Braff. Enkel mijn dramatische ziekteperioden zijn de reden dat drogisterijen nog bestaan. Voorgenoemde 8 a 15 dagen per jaar leef ik op een cocktail van Strepsils, thijmsiroop, paracetamol en A.Vogel neusspray. Ik geloof ook niet dat ik er die dagen op mijn appetijtelijkst uitzie. Met rode neus en gloeiende wangen lig ik op de bank onder mijn deken op melodramatische wijze te weigeren om te veranderen in een lijk.

Het resultaat van dergelijke acties is dat zelfs het meest ongevoelige, weigerachtige vriendje uiteindelijk af en aan rent met bouillonnetjes, dozen tissues en Vicks Vaporub. Subtiliteit wordt door mannen immers nooit gewaardeerd en als ze openheid en dramatiek willen kunnen ze het ook van me krijgen. Mannen kopiëren, enkel als het ziekte betreft, moeiteloos wat vrouwen doen als je ze vraagt ‘is er iets?’: Ze veinzen een ongevoeligheid voor pijn. Of het nu gaat om levensgevaarlijke papiersnijwonden of twijfelachtige brandwonden van het tapijt, ze huiveren en knarsetanden wat, maar geven voor geen prijs toe dat ze pijn hebben. Het resultaat is dat ze stoer lijken, maar dat ze wel verwachten dat wij aan hun pantomimegebaren aflezen dat ze bijna flauwvallen van de pijn en we ons ontpoppen tot een moderne Florence Nightingale die ze de hele dag overstelpt met liefde en sympathie.

De handleiding om met mijn eindeloze klaagzang op ziektedagen om te kunnen gaan is, voor zover je die te horen krijgt, ook niet heel duidelijk. Het is een beetje het computerspelletje dat iedereen vroeger weleens heeft gespeeld. Dat je steeds meer aanwijzingen krijgt zodat je uiteindelijk de prinses zou kunnen bevrijden, wanneer je dan tenminste nog niet door het zwaard van een vijand bent doorboord. Soms wordt het een vriendje dan ook even teveel en vlucht hij het huis uit, uren die ik zorgvuldig besteed met het hebben van zelfmedelijden. Zuchtend en kreunend in mijn dekbed gewikkeld sleep ik mezelf naar het toilet als het dan écht moet, ik staar diepverdrietig naar de lege theepot op het tafeltje naast me, en ik kijk vol medelijden naar mijn eigen weerspiegeling in de tv die uitstaat. De aanblik van mijn pyama die nodig gewassen mag worden (en mijn haar trouwens ook) maakt dan dat ik met betraande ogen, hoestend en proestend weer in de donzige kussens kruip en met mijn hoofd onder de dekens ga liggen wachten op de terugkeer van een ridder die begrijpt dat je draken met een kusje en een aai moet temmen.

Geen opmerkingen: